Leven Zonder Verleden

Titel: Leven Zonder Verleden.
Geschreven: 2009/2010/2011 (nog niet af).
Hoofdpersoon: Rivka.
Jaartal: 2002.
Locatie: geen specifieke locatie.

Leeftijdscategorie: 12-16 jaar.
Lengte: in MS Word met regelafstand 1,5 en lettergrootte 12, 12 pagina's.
Korte samenvatting: Rivka is geboren in Israël en toen zij één jaar oud was geadopteerd door een Nederlands gezin. Het zit haar dwars dat ze maar weinig weet over het eerste jaar van haar leven, en haar adoptie-ouders willen haar niets vertellen. Uiteindelijk is Rivka het zo zat dat ze zelf op zoek gaat naar informatie. Hierbij krijgt ze hulp van Indy, een meisje dat nieuw is in haar klas en ook geadopteerd is. Na een lange tijd zoeken, reizen Rivka en Indy eerst samen af naar Indy's geboorteland Indonesië, en vervolgens naar Israël, om hun families op te zoeken.

Dit verhaal is inmiddels al 3 keer herschreven en nog ben ik niet verder gekomen dan maar een paar pagina's. De kans is klein dat ik dit verhaal ooit nog eens helemaal af maak. 


30 december 1987
Een ijselijke schreeuw verstoord de tijdelijke rust in een grote plaats aan de rand van de Sinaï woestijn. Zand stuift op. De huizen in de stad zijn verwoest. Aan het begin van een stoffige weg staat een bord, waarop tussen het stof nog net de naam ‘Rafah’ te lezen is.
Palestina. Negentienhonderdzevenentachtig. De Eerste Intifada.
De Palestijnse bewoners zijn in opstand gekomen tegen de Israëlische bezetting van de Gazastrook. Jongeren gooien stenen naar Israëlische soldaten. De soldaten beantwoorden de aanvallen met geweerschoten.  
De huiveringwekkende schreeuw kwam van een vrouw, wier dochtertje zich uit angst losrukte uit haar moeders beschermende armen. Het kleine meisje vlucht tussen de Israëlische soldaten door, op zoek naar een schuilplaats.
Even leek het rustig in Rafah, maar sinds een aantal maanden is de hel losgebarsten. Een enorme wolk zand beperkt even het zicht op de stad, en wat zich nu afspeelt kan men enkel gissen door te luisteren naar de geluiden van de schreeuwende bewoners van Rafah en de Israëlische geweerschoten.
Het zand verdwijnt langzaam. Een aantal jonge Palestijnse mannen rent over de stoffige zandweg die dwars door de stad loopt. Een Israëlische soldaat richt vanaf de zijkant zijn geweer op de mannen. Dan klinkt er een harde knal. De soldaat valt op de grond. Een plasje bloed vormt zich rond het hoofd van de soldaat. Uit zijn jaszak valt een foto. Een foto van een nog geen jaar oude baby.

30 oktober 2002
 ‘Rivka!’

Rivka schiet overeind. Snel kijkt ze om zich heen. Twintig paar ogen staren haar vanuit de klas aan. Voor haar staat haar wiskunde leraar, met zijn handen in zijn zij.
 ‘Wat waren we aan het doen?’ vraagt hij, op een boze toon.
 ‘Ik…’, begint Rivka.
Wanhopig zoekt ze naar een goede smoes. Die kan ze niet vinden, en ze besluit de waarheid maar te vertellen.

 ‘Ik was in slaap gevallen’.
De leraar kijkt Rivka kwaad aan en wijst naar de deur. Rivka pakt haar spullen en propt ze snel in haar tas. Met haar collegeblok, die ze niet meer in haar tas krijgt, in haar handen loopt ze het lokaal uit. Ze voelt hoe eenentwintig paar ogen haar volgen.
 ‘En vergeet je niet te melden!’ schreeuwt de wiskundeleraar Rivka na.
Daarna slaat hij de deur met een knal dicht. 
 
Wat een gezeur, denkt Rivka. Chagrijnig sjokt ze naar het kamertje van de onderdirecteur. Haar schoudertas slaat tegen haar knieën aan. Het doet pijn. Haar rekenmachine zit net tegen de achterkant van de tas, en knalt nu tegen Rivka’s knie aan. Rivka besluit een omweg te nemen. Ze kijkt op haar horloge. De les duurt nog maar 10 minuten. Ze kan zich niet veel van de les herinneren. Hoe lang heeft ze eigenlijk geslapen? Ze herinnert zich nog wel dat ze de klas binnenkwam, haar spullen uitpakte, en in een discussie raakte met Manon, dat rotkind uit haar klas.

 Rivka wrijft in haar ogen. Haar ogen prikken nog van de slaap. Rotschool, denkt Rivka. Rotlessen. Rotwiskunde. Rotleraar. Ze komt aan bij het kantoor van de onderdirecteur en klopt aan.
 ‘Binnen!’ klinkt het dof vanuit het kamertje.
Rivka opent de deur en loopt naar binnen.
 ‘Wat kan ik voor je doen?’ vraagt de man.
Hij kijkt Rivka aan alsof ze hem net gestoord heeft terwijl hij met belangrijk werk bezig was. Die blik kent ze maar al te goed. Zo kijkt Mark ook altijd als Rivka hem van zijn werk houdt als ze iets voor school wil vragen.

 ‘Ik ben eruit gestuurd’, zegt Rivka. ‘Bij wiskunde van meneer Van Engelen’.
 ‘Alweer?’ vraagt de onderdirecteur. ‘Rivka van Rijn, is het niet? Klas 4 VWO.’
Rivka knikt. Het feit dat hij haar naam weet zegt al dat ze diep in de problemen zit. Ze is nu zo vaak bij hem geweest nadat ze uit de klas was gestuurd, dat de onderdirecteur haar kent als zijn eigen dochter.
 ‘Wat heb je nu weer gedaan?’ vraagt hij.
 ‘In slaap gevallen’, antwoordt Rivka kortaf.
Hoe vaak ze hier ook is geweest, dit kamertje geeft haar nog steeds de rillingen. Al die donkere schilderijen aan de muur van oude schilders. Schilderijen waarin je niets meer ziet dan alleen maar een paar simpele kwaststreken. En dat wordt kunst genoemd. Dat zou Lulu nog na doen, denkt Rivka.

 ‘Kijk, kijk, dat moet je niet flikken bij meneer Van Engelen’, zegt de onderdirecteur.
 ‘Wat zullen we er eens van maken? Twee uur nakomen dan maar?’
 ‘Mij best’, antwoordt Rivka nors.
 ‘Dat is dan afgesproken. Eén uur vanmiddag na schooltijd, en één uur morgen voor je begint. Ik zie dat je laat begint. Je komt maar een uurtje eerder’.
Rivka knikt.
 ‘Je mag gaan. Tot vanmiddag’.
Zonder iets terug te zeggen sjokt Rivka het kamertje uit. Dat heeft ze weer goed voor elkaar. Twee uur nakomen. Vanmiddag, op de enige middag van de week dat ze op een redelijke tijd uit is, en morgenochtend, op de enige ochtend van de week dat ze een uurtje uit kan slapen. Die man weet de straffen wel weer goed te bedenken.
 De bel gaat. Rivka haast zich de trap af. Ze wil nog even de boeken in haar tas verwisselen met de boeken in haar kluisje voordat ze naar de volgende les moet. Rivka loopt naar haar kluisje en smijt haar tas en collegeblok op de grond. Dan vist ze haar sleutel uit haar broekzat. Voor ze de sleutel in het slot kan steken voelt ze dat iemand een hand door haar haren haalt. Ze draait zich om. Achter haar staat Ron.
 ‘Wat?’ vraagt Rivka bot.
 ‘Heb je weer problemen?’ vraagt Ron.
 ‘Dat gaat jou niets aan’.
Rivka wil de sleutel in het slot van haar kluisje steken, maar Ron duwt haar tegen het raam naast haar kluisje aan.

 ‘Wat wil je nou?!’ roept Rivka kwaad.
 ‘Ik zou maar op mijn woorden passen als ik jou was’, zegt Ron dreigend. ‘Als je geen problemen wil krijgen met mij’.
Plagend veegt hij een lok haar uit Rivka’s gezicht.

 ‘Jij kan me niets doen’.
Rivka rukt zich los uit Rons klemmende armen, pakt haar tas en collegeblok van de grond, en loopt snel weg.
Ze gaat de eerste wc binnen die ze tegenkomt. Hier kan Ron haar niets doen. Na haar ervaringen met Ron vorig jaar is ze toch stiekem een beetje bang voor hem. Ze wil absoluut niet dat Ron dat weet. Hij moet denken dat het haar niets kan schelen wat hij nu doet, en wat er vorig jaar gebeurd is. Voorzichtig kijkt Rivka door het raampje in de deur. Ron is nergens meer te zien. Ze besluit zich naar het lokaal te haasten. Hijgend komt ze bij het lokaal aan. De deur is al dicht. Rivka klopt en opent dan de deur.

 ‘Te laat’, zegt mevrouw De Jong, Rivka’s Engels lerares.
 ‘Sorry’, zegt Rivka. ‘Ik kan het uitleggen’.
 ‘Ik luister’, zegt mevrouw De Jong.
 ‘Niet hier’.
Rivka kijkt even zenuwachtig naar haar klas.
 ‘Niet waar de hele klas bij is. Mag het na de les?’

 ‘Als je nu even gaat melden dat je te laat ben, mag je na de les komen vertellen waarom je dan te laat bent’.
 ‘Fijn!’
Kwaad smijt Rivka haar tas en collegeblok op een tafel en loopt het lokaal weer uit. Voor de tweede keer in nog geen kwartier tijd gaat ze op weg naar het kantoortje van de onderdirecteur. Ze klopt aan.

 ‘Ja?’
Rivka opent de deur.
 ‘Ik weer’, zegt ze. ‘Ik was te laat’.
Meneer Karssen, de onderdirecteur, tikt wat in op zijn computer.
 ‘Vierde keer te laat in drie dagen’, zegt hij dan. ‘Dat wordt er een uurtje nakomen bij’.
Rivka kijkt naar een schilderij aan de muur. Ze baalt verschrikkelijk. Waarom is het toch altijd zij die overal de dupe van moet worden? Waarom nooit eens iemand anders. Wat is er toch anders aan haar dat iedereen maar altijd haar moet hebben? Komt het doordat ze geadopteerd is? Doordat ze niet uit een echt gezin komt? Of komt het door wat er vorig jaar gebeurd is? De relatie die ze had met Ron? Uiteindelijk bleek dat Ron haar alleen maar gebruikte om aan gegevens van school te komen die leerlingen eigenlijk niet mogen weten. Ron slijmde enorm bij haar. Hij kocht dure cadeautjes van geld wat hij van anderen stal, en nam Rivka mee uit naar dure cafés en disco’s. Uiteindelijk was het Rivka die de schuld kreeg van de diefstallen. Zij was immers plotseling degene met de dure spullen. De dure sieraden, en degene die steeds op de dure feestjes kwam, in de duurste merkkleding. Na vijf maanden wist ze zich eindelijk los te maken van Ron. Hij had haar leven verziekt. Haar vertrouwen in anderen laten verdwijnen. Rivka heeft maanden nodig gehad om weer zichzelf te worden. Zij was het vertrouwen in iedereen kwijt, en iedereen was het vertrouwen in haar kwijt. Ze werd immers nog steeds van de diefstallen beschuldigd, aangezien ze geen bewijs had dat niet zij de schuldige was, maar Ron. Ron hield natuurlijk zijn mond. Hij genoot ervan te zien dat Rivka tegen de grond werd getrapt door haar klasgenoten. Hij zag het allemaal lachend aan.
 Het schilderij op de muur bestaat uit een paar losse vegen donkerblauwe en zwarte verf. Rivka krijgt er een somber en leeg gevoel van. Alsof die kwal van een Karssen nog niet genoeg ellende aanricht met al zijn uren nakomen. Daar krijg je al een ellendig gevoel van. En dan al die donkere, mistroostige, niets voorstellende schilderijen aan de muur… Een perfecte combinatie. De perfecte sfeer voor een kantoor van een onderdirecteur.
 ‘Morgenmiddag na schooltijd’, zegt meneer Karssen. ‘Je bent al laat uit, maar ik kan deze week geen andere mogelijkheid vinden. Dan blijf je gewoon maar nog een uurtje langer’.
Rivka rukt haar ogen los van het neerslachtige schilderij en verlaat zonder meneer Karssen maar één keer aan te kijken het kamertje.
 Zodra ze de klas binnen loopt voelt ze het weer. Die eenentwintig paar ogen, twintig van haar klasgenoten en één van haar lerares, die haar aanstaren en haar volgen tot ze aan een tafeltje is gaan zitten. Ze haalt haar boeken uit haar tas en kijkt naar het bord, Manon negerend, die achter haar duidelijk hoorbaar over Rivka zit te roddelen.

Rivka klopt aan bij het kantoortje van meneer Karssen.
 ‘Ik meld me!’ roept ze door de deur heen.
 ‘Ga maar ergens zitten!’ Roept meneer Karssen terug.
Rivka loopt naar een tafeltje en ploft neer. Ze heeft geen idee wat ze kan doen dit uur. Dit is pas de eerste week na de herfstvakantie, en huiswerk heeft ze nog niet opgekregen. Ze moet wel een werkstuk maken voor levensbeschouwing. Het gaat over ethiek. Het is de bedoeling dat ze een godsdienst uitkiezen, en gaan uitzoeken hoe die godsdienst met een bepaald ethisch probleem omgaat. De godsdienst weet ze wel. Dat wordt het Jodendom. Ze is immers geboren in Israël, en haar biologische ouders zijn of waren beiden Joods. Van hen weet Rivka echter niets. Toen ze nog geen jaar oud was werd ze geadopteerd door een Nederlands gezin. Ze weet niet waarom. Ze weet niet of haar echte ouders nog leven of dood zijn. Ze weet niets over het land waar ze geboren is. Ze is er nog nooit geweest, spreekt de taal niet, en de enige steden die ze weet te noemen zijn Jeruzalem en Tel Aviv, haar geboorteplaats. Maar de Israëlische cultuur en het Joodse geloof spreken haar aan. Haar adoptieouders weigeren haar iets over haar verleden en haar afkomst te vertellen, maar uiteindelijk komt ze er wel achter. Uiteindelijk zal dat verlangen iets van haar verleden te weten te komen winnen van de wil van Mark en Karen. Sinds ze op negenjarige leeftijd hoorde dat ze geadopteerd is vind ze het maar moeilijk om haar adoptieouders ‘mama’ en ‘papa’ te noemen. Het zijn nu gewoon ‘Mark en Karen’. Ondanks dat kan ze James en Lulu nog wel gewoon haar broertje en zusje noemen. Met hen heeft ze een band geschept. Misschien omdat zij beiden ook geadopteerde kinderen zijn.
Mark en Karen konden zelf geen kinderen krijgen, en besloten kinderen te adopteren. Eerst was het Rivka, en later kwamen James uit Amerika en Lulu uit China erbij. James is nu 11, heeft autisme en ADHD, maar is wel ontzettend lief. Soms is hij verschrikkelijk, maar dat hoort erbij, vind Rivka. Lulu is nu 6 jaar oud, en heeft er nog geen idee van dat Mark en Karen niet haar echte ouders zijn, alhoewel Rivka vermoed dat het niet lang meer gaat duren voor Lulu er zelf achter komt. Zij en James hadden beiden nooit een vermoeden, omdat ze qua uiterlijk niet veel van Mark en Karen verschillen. Lulu is echter met haar zwarte haren en spleetoogjes heel anders dan Mark en Karen, die beiden bruine haren en blauwe ogen hebben. De blonde James met zijn blauwe ogen zou makkelijk een echte zoon van Mark en Karen kunnen zijn. En Rivka met haar donkere haren en donkerbruine ogen valt er ook niet erg buiten. Ze denkt ook verder niet erg bij de situatie na. Het is nu zoals het is, en ze kan er niets aan veranderen. Ze moet blij zijn dat ze hier woont, in Nederland. Ze is niet voor niets geadopteerd. Het leven wat ze nu heeft, hoe vreselijk en rommelig dat soms ook kan zijn, kan nooit slechter zijn dan het leven wat ze daar in Israël zou hebben gehad. Soms probeert ze zich wel eens in de cultuur en taal van Israël te verdiepen. Ze wil er uiteindelijk wel een keer naartoe gaan. Gewoon uit nieuwsgierigheid. En misschien kan ze dan wel haar echte familie ontmoeten. Maar het leren van het Hebreeuws valt niet mee. Verder dan shalom, ken, lo en tov komt ze niet. Zuchtend pakt Rivka haar collegeblok uit haar tas, die ze er bij de laatste les nog met moeite in heeft kunnen proppen. Ze slaat het open op een willekeurige lege pagina. Ze besluit maar te beginnen aan haar werkstuk voor levensbeschouwing. Het zal toch ooit moeten gebeuren. Ze heeft nog maar 2 weken om het af te krijgen.
 Rivka denkt terug aan vanmorgen. Bij wiskunde. Toen ze in slaap viel. Ze droomde toen iets. Maar wat droomde ze ook al weer? Er was een vervallen stad. Vol met zand en stof. Er waren soldaten, en jongens met stenen. Er waren geweerschoten. En er was een man die dood neerviel. En een foto van een baby die uit zijn jaszak viel. Rivka sluit haar ogen en ziet de neergeschoten soldaat weer voor zich. Op zijn mouw staat een klein, geel sterretje. Het was een Israëlische soldaat. In een stad, vechtend tegen een groep jongens die hem bekogelde met stenen. Zich verdedigend tegen iets. Maar tegen wat? Waar waren ze? Er stond een bordje met een naam erop. Zowel in het Arabisch, wat Rivka niet kan lezen, als in Westerse letters. Maar hoe diep Rivka ook nadenkt, ze herinnert zich de naam van de stad niet meer. Ze pakt een pen en begint haar droom op te schrijven. In bovennatuurlijke dromen gelooft ze niet, maar het blijft een droom die iets te maken had met haar afkomst. Met het land waar ze geboren is. Het geloof waar ze mee had moeten opgroeien.
 Toch jammer dat ze zich de naam van de stad niet meer herinnert, vindt Rivka. Maar misschien was het niet eens een bestaande stad. En zo wel, hoe zou ze dan achter de naam kunnen komen? In de atlas namen van Arabische steden opzoeken, net zolang tot ze de stad gevonden heeft waarvan ze de naam herkent uit haar droom? Maar de Arabische wereld is zo groot. Er zijn zoveel steden. Rivka schudt haar hoofd. De naam van de stad moet ze maar uit haar hoofd zetten. Dat wordt niets. Ze sabbelt op de achterkant van haar pen. Nu ze het opschrijft lijkt het lang niet meer zo bijzonder als dat het leek in haar hoofd. En wat wil ze hier nu eigenlijk mee? Ergens hoopt ze dat dit een waargebeurde droom was. Een link naar haar verleden. Een eerste aanwijzing. Moet ze dan doorzetten en haar verleden gaan achterhalen, zoals ze de laatste jaren al zo vaak geprobeerd heeft? Rivka neemt een besluit. Ze gaat het doen. Ze gaat haar verleden zoeken. Ze wil niet langer leven zonder verleden. Ze wil weten wie ze is en waar ze vandaan komt. Rivka leest nog eens door wat ze in haar collegeblok heeft geschreven. Hier en daar schrapt ze een paar woordjes en zinnen, tot er niet veel meer overblijft dan alleen maar krassen met af en toe een zin er tussenin. Ze scheurt het blaadje uit het blok en begint opnieuw.

Rivka pakt haar sleutelbos uit haar broekzak. Na een extra lange dag op school is ze eindelijk thuis. Ze heeft zich voorgenomen vandaag nog om haar verleden te vragen. Ze wil het weten. Ze heeft al zo vaak geprobeerd haar verleden te vinden, maar elke keer gaf ze het weer op. Elke keer stopte ze ermee nadat Mark en Karen hadden gezegd Rivka niets te kunnen vertellen. Maar nu gaat ze door. Ze gaat nog eens aan Mark en Karen vragen of ze iets willen en kunnen vertellen. Als ze dat weer niet willen gaat ze zelf wel op zoek. Deze keer moet het lukken. Deze keer zet ze door. Ze heeft nu een begin. Een link. Die droom van vanmorgen, tijdens de wiskundeles. Rivka schrikt. Haar huissleutel zit niet aan haar sleutelbos! Die had ze gisterenmiddag aan James meegegeven, omdat hij naar een vriendje ging. Zij ging naar het winkelcentrum, en Lulu, Mark en Karen gingen naar een kennis. James moest wel het huis binnen kunnen als hij eerder thuis zou zijn dan hen, en daarom had Rivka hem haar huissleutel te leen gegeven. Ze belt aan. Er gebeurt niets. Niemand opent de deur. Mark is natuurlijk nog op zijn werk, en Karen zal wel boodschappen aan het doen zijn. Zij heeft Lulu natuurlijk meegenomen, maar James zou wel thuis moeten zijn. Tenzij hij weer naar een vriendje is. Rivka legt haar oor tegen de deur. Ze hoort zacht de tv. Er is dus wel iemand thuis. Ze belt nog eens aan en gluurt door de brievenbus de gang door. Maar weer is er geen beweging in haar huis.
 ‘James!’ roept ze door de brievenbus. ‘Doe de deur open!’
 ‘Nee!’ klinkt het dof vanuit de woonkamer.
 ‘Doe niet zo lullig!’ roept Rivka terug. ‘Doe even open’.
De deur van de woonkamer gaat open en James loopt de gang in. Vlak voor de deur blijft hij staan.
 
‘Wil je alsjeblieft de deur voor me open doen?’ vraagt Rivka smekend. ‘Ik heb je gisteren mijn sleutel gegeven, en nu kan ik er niet in’.

 ‘Nee’, antwoordt James. ‘Ik doe niet open’.
Rivka zucht.
 ‘Laat ook maar’, zegt ze geïrriteerd.
Ze laat zich op de stoep vallen. Ze wacht hier wel tot Mark en Karen thuis komen. Gelukkig is het mooi weer. Rivka legt haar tas op de straat neer en gaat met haar hoofd op haar tas languit op de grond liggen. De warme zon schijnt in haar gezicht. Dat het eind oktober nog zo warm kan zijn verbaast haar. Het is zeker 20 graden buiten. Rivka sluit haar ogen. Ze hoort hoe James de tv harder zet. Rivka kan de personages uit de tekenfilms perfect verstaan. Ze zucht. Er staat geen zuchtje wind. Ze komt overeind en trekt haar jas uit. Veel te warm om die aan te houden, vind ze. Als ze haar jas uit heeft gaan ze weer liggen. Ze denkt na over vandaag. Het nieuwe schooljaar is nog geen 2 maanden bezig, en nu al heeft ze het verknald bij de leraren en haar klasgenoten. In de zomervakantie nam ze zich nog voor om zich dit jaar beter te gaan gedragen. Niet meer te laat komen, geen grote mond meer hebben tegen leraren, niet reageren op pestende medeleerlingen en vooral aardig zijn tegen de eersteklassers. Geen van die vier dingen heeft ze vol gehouden. Al de tweede dag kwam ze te laat. Na vier dagen moest ze al nakomen, omdat ze te vaak te laat in de les was gekomen. Aardig doen tegen leraren heeft ze precies een week volgehouden. Tijdens de eerste dag van de tweede schoolweek kreeg ze het al aan de stok met meneer Meijer, haar leraar Nederlands. Ze had een boek moeten uitzoeken die ze wilde lezen, maar dat nog helemaal niet gedaan. Ze was duidelijk van mening dat de eerste dag van de tweede schoolweek nog veel te vroeg was om al aan het lezen van boeken te denken, maar meneer Meijer was het daar absoluut niet mee eens. Hij begon uit te leggen hoe belangrijk het lezen van boeken is, maar daar was Rivka het weer niet mee eens. Pas na de les besefte ze hoe erg ze voor de hele klas voor gek had gestaan door met meneer Meijer, die niet van zijn mening af te brengen is, een discussie aan te gaan. De dagen daarna begonnen haar klasgenoten haar te pesten, en Rivka ging er op in. Ze gaf net zo makkelijk een grote mond terug als vorig jaar, terwijl ze zich eigenlijk had voorgenomen dit jaar het pesten te negeren in plaats van een grote mond terug te geven. En ook met de eersteklassers was het de tweede week al raak. Een groepje nieuwkomers had zich voor haar kluisje verzameld, en Rivka kon er niet door. Ze snauwde tegen één van de meisjes, en duwde haar opzij. Dit resulteerde niet alleen in een in huilen uitbarstend 12-jarig meisje, maar ook in 2 weken corvee. Twee weken waarin ze na elke pauze en na schooltijd zich bij de conciërge moest melden om de gangen en het schoolplein te vegen. Twee weken waarin haar klasgenoten haar nog meer begonnen te pesten. Twee weken waar het groepje eersteklassers waar zij een grote mond tegen had gehad gebruik van maakte door Rivka uit te lachen, veilig in hun klaslokaal, beschermd door hun leraar. Een paar keer had Rivka de neiging om de bezem door de openstaande deur naar binnen te gooien, recht tegen de irritant lachende kinderen aan. Maar ze beheerste zich. Nog maar net, gelukkig, want anders had ze waarschijnlijk nog veel dieper in de problemen gezeten. Rivka opent haar ogen en kijkt naar de strak blauwe hemel. Dit jaar zit ze in 4 VWO. Haar eerste jaar als bovenbouwer. Haar eerste jaar waarin ze een nieuw leven zou gaan opbouwen, had ze zich voorgenomen. Maar dat is haar niet gelukt. Na de herfstvakantie, vorige week, wilde ze het opnieuw proberen, maar ze was er van te voren al van overtuigd dat het niet zou gaan lukken. En ze had gelijk.  

In de verte ziet ze Karen aankomen. Ze staat op en grist haar jas en tas van de straat.
 ‘James wilde niet opendoen!” roept Rivka, als Karen aan het begin van de straat is.
Karen antwoordt niet. Ze loopt op Rivka af, zegt haar gedag, en opent dan de voordeur. Rivka volgt Karen naar binnen. Ze ziet hoe Karen de afstandsbediening van de tv van James afpakt en de tv uitzet. James protesteert.

 ‘Dat is omdat je de deur niet open deed voor Rivka’, zegt Karen.
Dan wijst ze naar de trap.

 ‘En dat is omdat je zonder het te vragen een zak chips uit de kast heb gepakt’.
James loopt de woonkamer uit en geeft Rivka, als hij langs haar loopt, een duw. Karen pakt de zak chips, die James op de bank heeft achtergelaten, op, en kijkt er in.
 ‘Zo goed als op’, mompelt ze.
Ze loopt naar de keuken en gooit de zak in de prullenbak.

 ‘Waar is Lulu?’ vraagt Rivka.
 ‘Ze eet bij Roos vanavond” antwoordt Karen vanuit de keuken.
Rivka knikt, terwijl ze weet dat Karen haar niet kan zien. Ze loopt naar boven, naar haar kamer, waar ze achter haar computer gaat zitten. Lulu eet vanavond niet thuis. Dat is mooi. Misschien wilden Karen en Mark niets over Rivka’s afkomst vertellen omdat Lulu nog denkt dat zij haar echte ouders zijn. Misschien willen ze nu wel iets vertellen, nu Lulu niet thuis is. Ze start haar computer op. Ze had vanmiddag op school aan haar werkstuk voor levensbeschouwing willen beginnen, maar door al dat gedoe met die droom is dat er niet meer van gekomen. Misschien kan ze nu een beginnetje maken. Terwijl ze een tekstverwerker opent denkt ze na over de opdracht. Een ethisch probleem. Wat is een ethisch probleem? Is ‘adoptie’ een ethisch probleem? Misschien is het wel interessant om daar iets over te schrijven. De visie vanuit het Jodendom op adoptie. Misschien kan ze dat dan als excuus gebruiken om Karen en Mark te ondervragen over de reden waarom ze geadopteerd is.


’S avonds aan tafel denkt Rivka na over haar plan. Zouden Mark en Karen om deze reden wel wat willen vertellen over haar verleden? Eigenlijk heeft ze niet zoveel vertrouwen meer dat het zal lukken. Vanmiddag zat ze vol vertrouwen, maar nu ze eenmaal aan tafel zit, is dat vertrouwen als sneeuw voor de zon verdwenen. Ze kijkt hoe Mark eten op het bord van James schept, en hoe Karen door de jus roert. Als ze het wil vragen, moet ze het nu doen.
 ‘Karen?’ begint ze voorzichtig.
Karen kijkt Rivka aan.

 ‘Ik ehm…’ begint Rivka. ‘Ik moet een werkstuk maken, voor levensbeschouwing, over de visie van Joden op adoptie. Aangezien ik ben geadopteerd uit een Joods gezin dacht ik dat jullie me wel zouden kunnen helpen’.
Ze probeert zo normaal mogelijk naar Karen te kijken.

 ‘Zullen we het daar na het eten even over hebben?’ vraagt Karen.
Rivka knikt. Na het eten. Dan moet ze Karen er wel na het eten aan herinneren, anders komt er natuurlijk weer niets van, net zoals al die vorige keren. Ze schept eten op haar bord en begint te eten. Ze moet haar best doen niet te haasten. Af en toe kijkt ze even omhoog naar Mark en Karen. Ze eten langzaam. Veel te langzaam.
 Als ze eindelijk klaar zijn met eten rent Rivka naar haar kamer. Snel opent ze een tekstverwerker op haar computer en begint te typen.

Ik heb gekozen voor het ethisch probleem ‘adoptie’. Dit wil ik gaan bekijken vanuit het Jodendom.
Ik ben zelf geadopteerd uit Israël, uit een Joods gezin, en zou daarom graag willen weten hoe het Jodendom in het algemeen over adoptie denkt.
Ik wil dit gaan uitzoeken door vragen te stellen aan mijn adoptie ouders. Hiermee hoop ik erachter te komen wat de reden was dat ik ben geadopteerd. Daarna ga ik uitzoeken of dit volgens het Jodendom een goede reden is om een kind af te staan.

Nu ze een begin heeft, heeft ze echt het gevoel dat ze aan het werkstuk is begonnen. Misschien kan dat haar helpen straks geloofwaardiger over te komen bij Mark en Karen. Ze wil overkomen als iemand die informatie nodig heeft voor een werkstuk, en niet als Rivka-die-wil-weten-waar-ze-vandaan-komt. Dat werkt niet. Dat heeft ze al zo vaak geprobeerd, maar dan geven Mark en Karen geen duidelijke antwoorden. Misschien lukt het vanavond, met het werkstuk als smoes, wel.
Rivka zucht. Straks komt eerst Lulu thuis, en dan moeten James en Lulu in bad, tanden poetsen, en naar bed. Pas daarna heeft ze een kans om rustig met Mark en Karen te kunnen praten. Dat duurt nog zeker 2 uur. Ze leunt met haar armen op haar hoofd. Als haar ellebogen pijn beginnen te doen staat ze op. Ze loopt naar haar bed, laat zich vallen, en pakt een boek van haar nachtkastje. Misschien gaat de tijd wel sneller als ze leest. Het boek gaat over een Amerikaanse soldaat die in de Tweede Wereldoorlog werd uitgezonden naar Europa. Ze kreeg het boek van haar leraar Nederlands. Iedereen uit de klas kreeg hetzelfde boek, en was verplicht dat boek te lezen. Niemand uit Rivka’s klas vind het boek interessant, maar Rivka wel. Volgende week moet het boek uit zijn, en het boekverslag af. Dat red ze makkelijk. Nog een stuk of 20 pagina’s voor het boek uit is. Normaal houdt ze niet zo van lezen, maar dit boek is anders. Dit boek is leuk.

In het stuk wat ze nu aan het lezen is, is de soldaat bezig een brief aan zijn vrouw en kinderen in Amerika te schrijven. Zij zijn achtergebleven in de staat Arizona, in de hoofdstad Phoenix, en maken zich zorgen. Dat schrijven ze in iedere brief aan de soldaat. Door de vele brieven waarin zijn vrouw en kinderen vertellen dat ze bang zijn en dat ze hem missen, heeft de soldaat enorme heimwee naar huis gekregen. Hij wil alleen niet dat zijn vrouw en kinderen dat weten. Daarom schrijft hij in iedere brief dat het goed met hem gaat, en dat ze zich geen zorgen moeten maken, omdat hij het werk wat hij doet leuk vind. Hij zegt dat hij snel thuis zal zijn. Als Rivka het boek leest, voelt ze medelijden met de soldaat. Het is een zielig boek, maar soms ook erg spannend. Daarom vind ze het boek zo leuk. Er zitten zoveel verschillende thema’s en emoties in het boek.