De Nacht
Titel: De Nacht.
Geschreven: eind 2008.
Hoofdpersonen: Fay en Suzanne.
Jaartal: geen specifiek jaartal.
Locatie: Rotterdam.
Leeftijdscategorie: 12-15 jaar.
Lengte: in MS Word, regelafstand 1,5 en lettergrootte 12, 49 pagina's.
Korte samenvatting: De beste vriendin van Fay en Suzanne, Leyla, is ineens spoorloos verdwenen. Iedereen heeft de hoop inmiddels opgegeven dat Leyla nog levend wordt teruggevonden. Dit lijkt uiteindelijk te worden bevestigd doordat de geest van Leyla ineens opduikt. Suzanne en haar vrienden Casper, Robert en Lucas geloven dat de geest echt is, en dat Leyla dus is overleden. Fay heeft echter nog steeds sterk het gevoel dat Leyla nog leeft en dat de geest dus niet echt bestaat. Heeft Fay gelijk?
Vermist
Sinds een week wordt de 16-jarige Leyla de Waard vermist.
Ze werd het laatst gezien toen ze een week geleden, op vrijdagavond, op haar fiets naar een vriendin vertrok. Daar is ze nooit aangekomen. Leyla is te herkennen aan haar enorm lange bruine haar. Ze droeg op het moment van haar verdwijning een zwarte leren jas en een blauwe spijkerbroek. Haar haren zaten in een vlecht.
Wie meer weet over haar verdwijning of haar na vorige week zondag avond nog gezien heeft, wordt verzocht contact op te nemen met de politie.
♥
Fay slentert in de regen door de straten van Rotterdam. Overal hangen affiches, opgehangen door de ouders van Leyla, in de hoop dat ze gevonden wordt. De hoop dat ze nog leeft is al door iedereen opgegeven. Het is nu iets meer dan een week geleden dat Leyla op de fiets onderweg was naar Suzanne. Om acht uur zou ze daar zijn. Toen Leyla daar om negen uur nog niet was, belde Suzanne naar Leyla”s huis. Daar kreeg ze te horen dat Leyla om half acht al van huis vertrokken was. Toen begon het. De ouders van Leyla begonnen een zoektocht. Suzanne bleef thuis, hopend dat Leyla alsnog zou komen. Maar Leyla kwam niet. Midden in de nacht belden Leyla”s ouders de politie. De afgelopen week is er dag in, dag uit gezocht naar Leyla, maar er is nergens een spoor van haar te bekennen, noch van haar fiets. Het lijkt of ze spoorloos van de aardbodem is verdwenen.
Fay zucht. De ijzige regen bevriest haar gezicht, maar dat kan haar nu niets schelen. Avonden lang zwerft ze zo over straat, hopend dat ze Leyla tegenkomt. Ondanks dat iedereen er van overtuigd is dat Leyla niet meer levend gevonden zal worden, is Fay er zeker van dat Leyla nog leeft. Ze is er zeker van dat Leyla ooit weer terug komt, en daarom slentert ze iedere avond weer door de straten.
In de verte klinkt een toeter. Een auto stuift de hoek om en remt dan plotseling vlak naast Fay. Fay schrikt op uit haar gedachten en kijkt naar de auto. Het raampje wordt opengedraaid en een man met een snor en een baard steekt zijn kale hoofd naar buiten.
“Weet jij het politiebureau te vinden?” gromt hij.
Fay knikt.
“Hier rechts, aan het einde van die weg,” antwoordt ze.
“Mooi.”
De man haalt zijn hoofd naar binnen, sluit zijn raampje, en draait zijn auto om. Dan rijdt hij weg, de andere kant op, weg van de richting van het politiebureau.
Fay haalt haar schouders op en loopt door. Ze stopt bij een lantaarnpaal en leest nog eens de affiche van de ouders van Leyla. Een lachende Leyla kijkt haar vanaf de foto aan. Fay scheurt haar blik los van de foto en loopt verder. Ze vraagt zich af waar Leyla zou kunnen zijn. Er moet iets met haar gebeurd zijn. Ze had thuis geen problemen, ze had geen problemen op school, en ze was ook niet depressief. Ze kan dus niet zijn weggelopen. Fay voelt een traan over haar bevroren wang lopen. Ze veegt hem weg, en huivert even. Dan besluit ze maar naar huis te gaan. Ze slaat af, een donker steegje in. Het is hier zo donker dat ze de takken en bladeren op de grond bijna niet kan zien. Ze passeert Leyla”s huis. Even gluurt ze door het hek. Leyla”s ouders en zusje Melissa zitten op de bank. Ook zij hebben het er moeilijk mee. Zij denken dat Leyla niet meer leeft. En misschien hebben ze wel gelijk, denkt Fay angstig. De regen verandert in hagel. Fay loopt snel door. De bladeren en takken ritselen angstaanjagend onder haar voeten. In de verte blaft een hond. Fay begint te rennen.
♥
Suzanne kijkt door haar slaapkamer raam naar buiten, naar de hagelstenen die hard op de straat en de auto”s slaan. In het licht van de lantaarnpaal ziet ze een affiche hangen, over de verdwijning van Leyla. Suzanne laat zich op haar bed vallen. Dat Fay voelt dat Leyla nog leeft kan haar niet troosten. Als Leyla nog leefde was ze allang terug geweest, of was er in ieder geval een teken van leven gekomen. Maar er is geen enkel teken gekomen, geen enkel bewijs dat Leyla nog in leven is. Angstige dromen over een man met een bivakmuts en een pistool die Leyla van haar fiets trekt en in een busje sleurt verstoren Suzannes nachtrust. Dan ligt ze uren wakker, denkend aan waar Leyla nu zou kunnen zijn als er echt zoiets als in die dromen zou zijn gebeurd. En waar zal Leyla”s fiets dan kunnen zijn? Haar kamer wordt kort verlicht door een bliksemflits. Suzanne schrikt even op uit haar gedachten. In de verte rommelt de donder. Ze hoopt dat Leyla niet ergens buiten rondzwerft in dit weer. Toch hoopt ze soms wel dat Leyla gewoon ergens buiten loopt. Misschien is ze gewoon verdwaald. Misschien heeft ze een andere weg gefietst. Of misschien heeft ze wel iets gehoord of gezien en is ze daarop af gegaan.
Suzanne weet dat er op hetzelfde moment als Leyla”s verdwijning in een stad hier iets verder vandaan een bedrijventerrein is afgebrand. De rookwolken waren zelfs in het donker nog vanuit Suzannes slaapkamer te zien. Misschien heeft Leyla de rook ook gezien, en is ze erheen gegaan om te helpen. Misschien weet ze de weg terug niet meer. Of misschien heeft iemand haar een slaapplaats aangeboden. Of ze is bij de brand gewond geraakt en ligt nu in het ziekenhuis. Maar dan zou er toch wel iemand zijn die even laat weten waar Leyla is? Suzanne gaat op haar buik liggen. Misschien is ze wel overleden terwijl ze bij de brand probeerde te helpen. Op het nieuws werd gezegd dat er geen slachtoffers waren, maar het zou net zo goed kunnen dat ze Leyla niet hebben gevonden, dat Leyla daar nu nog zwaargewond of misschien wel dood tussen het puin ligt. Dan vinden ze haar pas over een week, als ze beginnen met slopen. Suzanne rilt bij het idee dat Leyla misschien nog leefde, maar dat ze door de kou en gebrek aan water en voedsel daar tussen het puin is overleden. Ze verbant de gedachten uit haar hoofd. Dit is veel te ver gezocht.
De telefoon gaat beneden. Elke keer als de telefoon gaat hoopt Suzanne dat iemand belt met nieuws over Leyla. Ze sluipt naar de deur. Ze hoort hoe haar moeder de telefoon beantwoord. Het klinkt niet bijzonder. Na een minuut of twee wordt het weer stil. Suzanne laat zich weer op haar bed vallen. Er komt nooit nieuws over Leyla. Ze is nu al een week weg, maar nog steeds is er geen nieuws. Ze betwijfelt of er ooit nieuws zal komen.
Morgen moet ze weer naar school. Afgelopen week is er elke dag over Leyla gepraat. Bij elke les werd er wel gepraat over haar mysterieuze verdwijning. Morgen zal dat niet veel anders zijn. Afgelopen vrijdag hebben ze gebeden dat Leyla dit weekend gevonden zou worden, maar dit weekend hebben ze net zo weinig informatie gekregen als de dagen hiervoor. De wind beukt tegen het schuine dak, en de hagel slaat tegen het raam alsof het er doorheen wil slaan. Suzanne sluit haar ogen. Ze schrikt op van een sirene. Het klinkt dicht bij haar huis. Half verbaasd en half bang loopt ze naar het raam. Steeds als ze een sirene hoort hoopt ze dat het de politie is, die Leyla heeft gevonden, of een tip over haar heeft gekregen. Of een ambulance, die Leyla ergens gewond ophaalt, of juist gewond naar een ziekenhuis brengt. Suzanne kijkt uit haar raam. Vier brandweerwagens scheuren over de doorgaande weg die langs haar huis loopt. Suzanne kijkt in de richting waar de brandweerwagens heen gaan. Ze ziet geen rook. Sinds het idee dat Leyla misschien wel bij de brand op het bedrijventerrein betrokken was, let ze extra op rook en brandweerwagens. Maar nu ziet ze niets. Het zal wel meevallen, denkt ze. Twee ambulances volgen de brandweer, ook beiden met zwaailichten en sirenes. Suzanne blijft nog even bij haar raam staan. Wat is er nu weer aan de hand, vraagt ze zich af. Is er al niet genoeg leed dat Leyla verdwenen is? Moeten er nu weer slachtoffers vallen door brand? De sirenes sterven weg en het wordt weer, op de wind en de hagel na, stil buiten. Suzanne slentert terug naar haar bed en gaat op de rand zitten. Ze trekt haar knieën op en blijft zo een tijdje zitten. De tijd lijkt drie keer zo langzaam te gaan. Afgelopen week leek wel een maand te duren. Elke dag die onzekerheid over Leyla. En nu loopt ook Fay al elke avond alleen buiten, zoekend naar Leyla, die hier helemaal niet in de buurt is. Als ze in de buurt zou zijn, had de politie haar allang gevonden, maar dat durft ze niet tegen Fay te zeggen. Ze is bang dat Fay dan de stad uitgaat en ook verdwijnt. Het is al eng genoeg dat Fay elke avond zo alleen over straat zwerft. Je weet nooit wie er nog meer buiten lopen. Als Leyla ontvoerd is onderweg naar Suzannes huis, dan zou dat met Fay net zo goed kunnen gebeuren. Ze hoort bij de buren iemand over de trap rennen. Er wordt met een deur geslagen. Suzanne gaat liggen en luistert naar de geluiden van de wind, de hagel en de buren. Langzaam valt ze in slaap.
♥
Fay draait zich om in haar bed. De wekker is net gegaan. Ze weet dat ze uit bed moet komen en naar school moet, maar ze wil niet. Vandaag op school gaan ze het zeker weer over Leyla hebben. Weer al die mensen die de moed verloren hebben. Iedereen maakt elkaar wijs dat Leyla allang niet meer in leven is. Fay wil de hoop niet verliezen. Ergens voelt ze dat Leyla nog wel leeft. Ze is haar beste vriendin, als Leyla niet meer zou leven, dan zou ze dat wel voelen. Dan zou ze dat weten. Ze besluit toch maar op te staan. Misschien heeft de school wel nieuws over Leyla. Dan wil ze dat toch wel horen. Langzaam kleedt ze zich aan. Dan slentert ze naar beneden.
Er is niemand beneden. Iedereen slaapt vast nog. Ze ploft neer op de bank. Ze heeft geen zin om iets te eten of drinken. Straks ziet ze Suzanne in de bus. Ze zal Suzanne vragen of zij dit weekend iets gezien of gemerkt heeft, en of zij nieuws heeft. Langzaam staat ze op. Ze besluit om maar alvast naar de bushalte te gaan. Ze voert hier toch niets uit. Als ze de deur uitstapt wordt ze bijna omver geblazen door een enorme windvlaag. Het regent nog steeds, en in de verte rommelt de donder. Fay rent naar de bushalte. Er staat nog niemand. Ze laat zich op het bankje vallen. Gelukkig staat het bankje in een hokje. Hier zit ze droog en uit de wind. Ze kijkt hoe een man op een fiets voorbij rijdt. Hij schommelt, en moet met 1 hand zijn capuchon vasthouden om te zorgen dat die niet afwaait. De donder rommelt nogmaals. Een moeder met een klein kindje lopen aan de overkant onder een paraplu. Het jongetje huilt. Een bliksemschicht verlicht de hemel, en de moeder en het jongetje beginnen te rennen. De wind klapt de paraplu naar achteren. Ze rennen een straatje in, en Fay kan hen niet meer zien. Een groep scholieren fietst voorbij, met hun capuchons over hun voorhoofd getrokken en hun sjaal tot over hun neus. Alleen hun ogen zijn zichtbaar. Fay kijkt hen na. Ze kan er nu niet om lachen. Eerst lachten zij en Leyla meisjes die zo op de fiets zaten altijd uit. Ze voelt tranen in haar ogen prikken. Ze mist Leyla zo erg. Suzanne is ook een goede vriendin, maar de band die ze met Leyla had zal ze nooit met iemand anders kunnen krijgen. Die zal ze nooit kunnen terugvinden. Een vrouw komt ook in het bushokje staan. Dan komt de bus aan. Fay staat op. De deur van de bus gaat open en Fay stapt in. Ze ziet Suzanne achter in de bus zitten. Ze laat haar abonnement aan de chauffeur zien zonder hem aan te kijken haast zich dan naar achteren.
“Heb je nieuws?” vraagt ze, nog voordat ze bij Suzanne aangekomen is.
Suzanne schudt haar hoofd.
“Er is niets bijzonders gebeurd afgelopen weekend”, zegt ze. “Behalve dat gisterenavond het bejaardentehuis is afgebrand en er twee bejaarden gewond zijn geraakt.”
“Maar niets over Leyla?” vraagt Fay.
Suzanne schudt weer haar hoofd. Ze bijt op haar lip. Fay ziet dat Suzanne ook tranen in haar ogen heeft. Ook al had Suzanne niet de band met Leyla die Fay met haar had, toch waren ze altijd een hecht groepje. Fay gaat naast Suzanne zitten. De regen stroomt langs de ramen van de bus. Ze passeren het groepje meisjes met capuchons over hun voorhoofd en sjaals over hun neus weer.
“Die hebben het koud,” zegt Suzanne, als ze ziet dat Fay kijkt.
Fay knikt.
“Bij elke halte hoop ik dat Leyla de bus in komt stappen,” zegt Suzanne. “Maar dat gebeurt natuurlijk niet.”
Fay schudt haar hoofd.
“Ik vraag me echt af waar ze kan zijn,” fluistert ze.
Suzanne staart nog steeds naar voren. Hoe dichter ze bij school komen, hoe drukker het in de bus wordt. Bij de school stappen ze uit. Ze volgen de anderen naar het schoolplein. Ook op het schoolplein en op de deuren van de school hangen affiches met de foto van Leyla.
Fay ziet Casper, Lucas en Robert van hun scooters afstappen. Vooral Casper is veel betrokken bij de verdwijning van Leyla. Hij heeft in verschillende kranten advertenties geplaatst en heeft de eerste dag dat Leyla weg was een bericht door de school omgeroepen. Robert, Casper en Lucas brachten pauzes vaak door bij Leyla, Fay en Suzanne. Ook voor hen is het moeilijk om Leyla nu te moeten missen, ook al verbergen Robert en Lucas dat een beetje. Ze lopen de school in. Hier is het een stuk warmer. Fay schudt haar natgerende haren uit haar gezicht. Robert, Casper en Lucas komen op haar en Suzanne afgelopen.
“En?” vraagt Robert. “Iets gehoord?”
“Nee,” Fay schudt haar hoofd. “Niets”.
De bel gaat, en met z”n vijven lopen ze naar het lokaal.
Terwijl de leerlingen het lokaal inlopen zijn ze doodstil. Allemaal zijn ze bezorgd om Leyla, en allemaal weten ze dat de kans dat ze nog levend gevonden wordt iedere dag kleiner wordt. Ook de leraar is opvallend stil. Leyla was iemand die altijd met iedereen bevriend was, en altijd voor iedereen klaar stond. Iedereen mist haar. Terwijl de leraar voorzichtig aan de les probeert te beginnen staart Fay uit het raam. Het regent en onweert nog steeds. Alsof het weer ook verdriet heeft om de verdwijning van Leyla. In de verte slaat de bliksem in een kerktoren. Even later klinkt er een dof gerommel. Er fietsen nog wat leerlingen over het schoolplein, en langs de school loopt een vrouw, die moeite moet doen haar paraplu recht te houden. Fay leunt met haar hoofd tegen het raam. Volgende week is het toetsweek. Ze vindt dat de toetsen uitgesteld moeten worden tot er zekerheid is over Leyla. Nu krijgt niemand het voor elkaar om zich op de les te concentreren, of te leren, laat staan dat iedereen het volgende week voor elkaar kan krijgen om de toetsen te maken. Er is nog niets over de toetsweek bekend geworden. Het is ook eigenlijk onwaarschijnlijk dat de hele toetsweek, voor alle vierde, vijfde en zesde klassen, wordt uitgesteld omdat er een leerling uit één van de klassen plotseling verdwenen is.
Fay kijkt om zich heen. Ze ziet dat er meer leerlingen tegen de muur leunen, over de tafel hangen, of afwezig voor zich uit staren. Als de bel gaat loopt iedereen langzaam en stil het lokaal uit. Weer een uur voorbij zonder iets te hebben gehoord over waar Leyla zou kunnen zijn.
♥
Fay sjokt van de bushalte naar huis. Het is eindelijk gestopt met regenen en onweren, en de wolken maken af en toe plaats voor de zon. Een zwakke zonnestraal schijnt op een foto van Leyla, die op een telefooncel hangt. Fay stopt even, maar loopt dan snel weer door. Voor elke foto blijven stil staan helpt niets. Daar komt Leyla niet plotseling van terug. Ze neemt een omweg, om niet te snel thuis te hoeven zijn. Ze weet dat haar ouders gaan vragen of ze op school iets over Leyla gehoord heeft. Haar ouders maken zich ook zorgen. Fay is immers al sinds groep één van de basisschool bevriend met Leyla, dus haar ouders kennen Leyla ook al sinds ze vier jaar oud was. Leyla is een paar maanden jonger dan Fay, dus Fay zat al in die klas toen Leyla erbij kwam. Sinds haar eerste schooldag zijn ze beste vriendinnen. Fay veegt een paar tranen van haar wangen als ze terugdenkt aan vroeger. Zij en Leyla bedachten graag zelf allemaal spelletjes, die ze dan speelden op het schoolplein, of bij elkaar thuis. Ze kwamen veel bij elkaar thuis. Daarna gingen ze naar dezelfde middelbare school, waar ze ook bij elkaar in de klas kwamen. Werkstukjes en spreekbeurten deden ze altijd samen. Ze waren nooit zonder elkaar ergens. En nu is dat verdwenen. Nu is dat zomaar weg. Fay veegt haar ogen droog. Ze moet er niet aan denken dat Leyla dood zou kunnen zijn. Het idee dat Leyla misschien nooit meer terugkomt geeft haar het gevoel dat de rest van het leven hopeloos en uitzichtloos is. Zonder Leyla is er zo”n grote leegte. Een groot gat wat nooit meer opgevuld zal kunnen worden. Ze hadden samen nog zoveel plannen. Ze zouden komende zomervakantie, als ze hun havodiploma hebben gehaald, samen met Suzanne, Casper, Lucas en Robert op vakantie gaan naar Portugal. Daar keken ze al heel erg naar uit. Ze hadden al uitgezocht wanneer ze zouden gaan, en waar ze dan zouden verblijven, en wat ze allemaal zouden gaan bezoeken. En nu heeft Fay er geen zin meer in. Als ze de keuze heeft tussen met z”n vijven gaan, zonder Leyla, of helemaal niet gaan, dan kiest ze voor helemaal niet gaan. Ook al is één van haar grootste wensen om een keer naar Portugal te gaan, ze wil die wens niet laten uitkomen zonder Leyla.
Ze komt bij haar huis aan. Even twijfelt ze nog, maar dan opent ze de deur en gaat naar binnen. Zonder haar ouders gedag te zeggen loopt ze naar boven. Ze smijt haar modderige schoenen in een hoekje van haar kamer, en gooit haar jas op een prop op de grond. Ze heeft nergens zin in. Niet om op te ruimen, niet om haar huiswerk te maken, en ook niet om met haar ouders te praten. Ze valt achterover op haar bed. Er prikken tranen in haar ogen. Ze is kwaad. Kwaad op degene die verantwoordelijk is voor Leyla”s verdwijning. Zelfs als er niemand verantwoordelijk is. Ze wil een schuldige kunnen aanwijzen, om kwaad op te worden. Leyla is niet zomaar verdwenen. Ze kan niet in het niets opgelost zijn. Fay sluit haar ogen. Het enige wat ze nu nog wil, is slapen. Slapen tot Leyla terug is. Slapen tot deze eindeloos lijkende onzekerheid weg is. Slapen tot dit mysterie is opgelost. Slapen tot er eindelijk iemand is die haar precies kan vertellen wat er met Leyla gebeurd is.
♥
Suzanne knipt het licht aan in haar slaapkamer. Deze schooldag was nog net zo erg als al die vorige. Ze zijn nog niets wijzer over Leyla”s verdwijning. Toen ze dat net aan haar ouders vertelde, zei haar vader dat hij nu zeker weet dat Leyla niet meer levend teruggevonden zal worden. Ook Suzanne is daarvan overtuigd, hoewel ze het eigenlijk niet wil geloven. Ze loopt naar het raam. Toen ze hier gisteren stond, kwamen er brandweerwagens en ambulances langs, die op weg waren naar de grote brand in het bejaardentehuis verderop. Twee bejaarden zijn gewond geraakt en liggen in het ziekenhuis. Het is oneerlijk, denkt Suzanne. Vorige week die brand op het bedrijventerrein, waardoor veel mensen hun bedrijf en baan kwijt zijn, en alles wat zij daar hadden opgeslagen. Diezelfde avond verdween ook Leyla plotseling. En afgelopen woensdag overleed er een meisje van twee jaar oud nadat ze door haar vader mishandeld was. En nu die twee oude mensen weer. Het leven is één grote puinhoop. Toch weet Suzanne dat zulk soort dingen veel vaker gebeuren, maar dat het haar extra opvalt nu ze zo bezorgd is om Leyla. Het licht flikkert aan het plafond en valt uit. Lamp kapot, denkt Suzanne. Ze draait zich om, om naar beneden te lopen. Zodra ze op de gang komt ziet ze dat alle lichten in het hele huis uit zijn. Ook is het geluid van de tv, die beneden aanstond, verdwenen. De stroom moet uit zijn gevallen. De deur van de woonkamer gaat open, net op het moment dat Suzanne hem wil openen. Haar vader komt de gang op gelopen.
“Pap, wat is er?” vraagt Suzanne.
“Ik denk dat de stoppen zijn doorgeslagen,” zegt haar vader. “De lichten in de rest van de straat branden nog, dus het probleem zit bij ons zelf.”
Hij opent de meterkast en draait wat aan knopjes. Dan floept het licht weer aan. Tegelijkertijd keert het geluid van de tv weer terug. Suzanne beseft dat ze al die tijd naar haar vader heeft staan staren. Als ze ziet dat haar vader naar haar kijkt glimlacht ze even. Ze moet moeite doen om de glimlach er geloofwaardig uit te laten zien. Dan loopt ze terug naar boven. Ondanks dat de lichten hier weer aan zijn lijkt het wel donkerder dan eerst, maar dat komt vast omdat het buiten al begint te schemeren, denkt Suzanne. Ze opent de deur van haar kamer een loopt naar binnen. Ze loopt meteen weer naar het raam toe. Ze hoort gekraak op de overloop en kijkt even om. Het licht op de overloop gaat weer uit. Suzanne kijkt weer uit het raam. De volle maan komt met moeite door het dikke wolkendek heen. Ze kijkt naar de straat. Een meisje met een lange vlecht loopt onder haar raam door. Suzanne kijkt haar na. Het meisje lijkt enorm veel op Leyla. Dan staat het meisje stil en kijkt omhoog. Het is Leyla! Suzanne voelt haar hart sneller kloppen. Ze draait zich om en stormt haar kamer uit, de trap af. Ze opent de voordeur.
“Leyla!” schreeuwt ze.
Leyla kijkt Suzannes kant op.
“Suus!” roept ze.
Er verschijnt een glimlacht op haar gezicht. Suzanne rent op Leyla af.
“Stop!” roept Leyla.
Suzanne staat meteen stil en kijkt Leyla verbaasd aan. Haar kleding is een beetje modderig en op haar hoofd zit een schram, maar verder ziet ze eruit of er nooit iets gebeurd is. Leyla loopt wat dichter naar Suzanne. Ze steekt haar hand uit.
“Voel eens,” zegt ze.
Suzannes hand trilt als ze hem naar Leyla”s hand brengt. Voorzichtig raakt ze Leyla”s hand aan. Ze gaat er dwars doorheen, en het voelt alsof ze haar hand door ijswater haalt, zo koud.
“Je…je bent…,” stottert Suzanne.
“Ik heb een ongeluk gehad, Suzanne,” zegt Leyla. “Daarna heb ik mijn lichaam verstopt. Ik wilde niet dat jullie het zouden weten. Maar dat ik jullie zo heb laten schrikken was nooit mijn plan. Sorry Suzanne.”
Suzanne glimlacht zwakjes.
“Wat is er gebeurd?” vraagt ze.
“Dat is een lang verhaal,” antwoordt Leyla. “Maar ik zal het goed maken met jullie. Als geest kan me niets gebeuren. Ik zal jullie beschermen tegen alles wat jullie tegenkomen, en er altijd voor jullie zijn als jullie iemand nodig hebben. Ik laat jullie niet meer in de steek.”
“Dit moeten de anderen weten,” zegt Suzanne rillend. “Kom binnen.”
Leyla volgt Suzanne naar binnen.
“Niets tegen je ouders zeggen,” fluistert Leyla. “Nog niet.”
Suzanne knikt en loopt de trap op. Leyla volgt haar naar haar kamer.
“Maar…” begint Suzanne.
“Later,” valt Leyla haar in de rede. “Er is zoveel wat jullie moeten weten, over wat ik afgelopen week allemaal heb meegemaakt, wat er allemaal is gebeurd, en waar ik allemaal geweest ben. Maar dat vertel ik jullie als jullie met z”n allen bij elkaar zijn. Ik kan alleen bij jullie zijn als het buiten schemert of donker is, dus overdag ben ik niet bij jullie. Maar we moeten voor morgenavond ergens afspreken met z”n zessen. Dan zal ik jullie alles vertellen.”
♥
Suzanne zit in de bus, op weg naar school. Ze heeft zich nog nooit in haar leven zo goed gevoeld als nu. Ze heeft gisterenavond Leyla gevonden, en met Leyla gepraat! Het was dan wel Leyla”s geest, wat betekend dat iedereen het goed had dat Leyla nooit meer levend zou worden teruggevonden, maar het is toch een enorme opluchting nu ze weet wat er met Leyla gebeurd is, en dat ze nu toch min of meer terug is. Ook al is ze slechts een schim. Suzanne heeft gisterenavond expres niets aan haar ouders, en aan Fay, Robert, Casper en Lucas vertelt. Ze wil wachten tot ze op school zijn. De bus stopt bij de halte. Fay stapt in, en loopt meteen op Suzanne af.
“Nog nieuws?” vraagt Fay.
Suzanne haalt haar schouders op. Ze kijkt naar buiten.
“Wat is er?” vraagt Fay.
Suzanne merkt op dat ze glimlacht. Snel verandert ze haar gezichtsuitdrukking.
“Niets,” zegt ze gauw.
Fay kijkt Suzanne niet begrijpend aan. Suzanne kijkt weer naar buiten. Ze merkt dat Fay haar in de gaten houdt. Zou ze doorhebben dat ze iets weet? Suzanne is opgelucht als de bus eindelijk voor de school stopt. Zij en Fay stappen uit, en volgen de massa leerlingen naar de school. Bij de deur komen ze Robert, Casper en Lucas tegen.
“Ik moet jullie even apart nemen,” zegt Suzanne dan.
“Heeft het met Leyla te maken?” vraagt Robert.
Suzanne knikt.
“Dus toch!” roept Fay.
“Sorry.”
Suzanne kijkt ongemakkelijk van Fay naar de jongens.
“Ik wilde wachten tot jullie er alle vier zouden zijn.”
Ze lopen om de school heen, en kruipen tussen de bosjes door, tot ze op het sportveld naast de school staan. Hier is het stil, en staan ze afgelegen, zodat ze niet afgeluisterd kunnen worden.
“Ik…” begint Suzanne.
Ze kijkt nog eens om zich heen, en kijkt dan zenuwachtig naar de gezichten van de anderen.
“Ik heb gisteren Leyla gevonden,” zegt ze dan.
Ze merkt dat er weer een glimlach op haar gezicht verschijnt.
“Echt waar?” Fay kijkt Suzanne verbaasd aan. “Waarom heb je niets gezegd?”
“Zoals ik dus al zei,” zegt Suzanne, “wilde ik wachten tot jullie er alle vier zouden zijn.” Ze kijkt naar de jongens. Robert kijkt met open mond naar Suzanne.
“Er is één ding,” zegt Suzanne.
Fay, Casper, Lucas en Robert kijken haar verwachtingsvol aan.
“Ze is dood,” zegt Suzanne dan zachtjes.
Het is toch erg moeilijk om dat te zeggen.
“Maar…” begint Fay. “Je zag er net zo vrolijk uit.”
“Haar geest,” zegt Suzanne. “Haar geest vond ik gisterenavond. Buiten. Ik dacht dat ik iemand zag lopen die heel veel op Leyla leek, maar het was echt Leyla. En toen ik haar wilde aanraken vertelde ze dat ze een ongeluk had gehad, en haar lichaam heeft verstopt, omdat ze niet gevonden wilde worden.”
“Waarom verstopt ze haar lichaam?” vraagt Fay. “Waarom zou ze dat doen? Ik bedoel, waarom wilde ze niet gevonden worden? Wilde ze ons dan een week in paniek laten zitten?”
“Nee,” antwoordt Suzanne. “Ze zei dat het niet haar bedoeling is geweest om ons ongerust te maken.”
“Ik geloof je niet,” zegt Fay.
Suzanne kijkt Fay boos aan.
“Waarom niet?” vraagt ze.
“Het klinkt raar,” antwoordt Fay. “Het klinkt raar, onecht, en niet geloofwaardig. Leyla zou ons nooit in de steek laten, en ons nooit ongerust laten worden. En ik geloof niet in geesten.”
“Dat is dan jouw probleem, maar ik weet dat ze het echt is,” zegt Suzanne boos. “Ik heb haar gezien, met haar gepraat, en haar hand gevoeld. Mijn hand ging er dwars doorheen en het was ijskoud.”
Ze wil zich omdraaien en boos weglopen, maar Robert pakt haar arm.
“Kunnen we haar zien?” vraagt hij.
Suzanne knikt.
“Ik moet van haar met jullie een plek afspreken waar we bij elkaar kunnen komen. Ze wil ons dan alles vertellen over afgelopen week. Ik stel voor af te spreken bij het speeltuintje achter mijn huis. Maar het moet wel aan het begin van de avond, als het al begint te schemeren. Rond zeven uur. Want ze zei dat ze alleen buiten kan zijn als het schemert of donker is.”
“Onmogelijk,” zegt Fay. “Geesten zijn sprookjesfiguren, en in sprookjes kunnen ze overdag ook gewoon buiten zijn.”
“Maar dit is geen sprookje, Fay!” Suzanne schreeuwt bijna van woede. “Dit is echt! Als jij het niet wil geloven, kom dan vanmiddag maar niet! Jij laat nu je beste vriendin in de steek!”
Suzanne rukt zich los uit Roberts handen en rent dan weg.
“Ik ga,” zegt Robert dan, na een korte stilte. “Ik ga vanmiddag, ik geloof Suzanne.”
“Leyla leeft nog,” zegt Fay zacht. “Ik weet het zeker. Die geest is niet echt. Ik voel gewoon dat Leyla nog leeft.”
Piekerend volgt ze Robert, Casper en Lucas naar de school.
♥
“Het is tijd,” zegt Suzanne, terwijl ze op haar klok kijkt. Ze kijkt naar Leyla. Ze heeft Leyla vanmiddag alles verteld wat Fay gezegd heeft. Leyla zei dat ze Fay wel begrijpt. Ze is niet boos op haar.
Suzanne wenkt Leyla. Samen lopen ze naar buiten. Het is schemerig, en behoorlijk koud. Via een donker steegje lopen ze naar het speeltuintje. Suzanne ziet dat Robert, Casper en Lucas er al zitten. Robert springt op zodra hij Suzanne en Leyla aan ziet komen.
“Leyla!” schreeuwt hij hard.
Leyla glimlacht en zwaait. Suzanne begint te rennen, en Leyla volgt haar.
“Zie je,” zegt Suzanne, als ze in het speeltuintje aankomt.
Robert glimlacht.
“Waar is Fay?” vraagt Suzanne.
“Ik weet niet of ze komt,” zegt Robert. “Ze bleef maar volhouden dat er iets niet in de haak is, omdat ze zeker weet dat Leyla nog leeft.”
“Nou, ik sta hier,” zegt Leyla.
Ze steekt haar hand uit naar Robert.
“Voel maar.”
Robert voelt voorzichtig aan Leyla”s hand.
“Koud,” zegt hij.
“Precies,” antwoordt Leyla. “En je kunt me niet vastpakken. Bewijs genoeg denk ik.”
Robert knikt. Ook Casper en Lucas voelen aan Leyla”s hand.
“Daar is Fay,” zegt Suzanne plotseling.
“Fay!” roept Leyla.
Zodra Fay Leyla ziet blijft ze staan. Ze kijkt verbaasd naar Leyla. Dan loopt ze voorzichtig op het groepje af.
“Leyla…” begint ze. “Ben je…?”
Leyla knikt.
“Luister,” zegt ze. “Ik weet dat jullie misschien boos zijn omdat ik een week lang niets van me heb laten horen. Maar dat kon ik niet. Ik moest eerst aansterken, zodat ik bij jullie kon zijn. Daarom verstopte ik mijn lichaam. Als iemand mijn lichaam had gevonden, hadden jullie nog meer verdriet gehad dan jullie afgelopen week al hadden. Dat wilde ik jullie niet aandoen. Ik wilde niet dat jullie verdriet zouden hebben om mijn dood, maar dat jullie juist blij zouden zijn dat ik alsnog bij jullie kan zijn. Mijn lichaam leeft niet meer, maar mijn geest leeft altijd voort. Bij jullie. Om jullie te helpen en te beschermen.”
“Ik had liever meteen gehoord dat je dood was, dan had ik niet een week in de onzekerheid moeten zitten,” zegt Lucas. “Onzeker zijn is vreselijk. Nog erger dan verdriet om iemands dood.”
“Sorry.”
Leyla kijkt naar de grond. Robert wil een arm om Leyla heen slaan, om haar te troosten, maar bedenkt zich halverwege dat dat niet gaat.
“Ik heb de hele week als enige het gevoel gehad dat je nog leefde,” zegt Fay zacht. “Was dat allemaal niet waar? Ik wist het zo zeker.”
“Ik leef nog wel,” antwoordt Leyla. “Zolang mijn geest nog leeft, leef ik nog. Ik ben alleen niet meer tastbaar.”
“Wat is er gebeurd?” vraagt Robert. “Wat voor ongeluk?”
“Ik ben in het donker achter op een vrachtwagen gebotst,” antwoordt Leyla. “Hij remde plotseling, en ik had dat niet door. Ik botste achterop hem, en viel daarna, met mijn hoofd tegen de stoeprand. De chauffeur heeft niets in de gaten gehad.”
“Vandaar die schram op je hoofd?” vraagt Suzanne.
Leyla knikt.
“Dus als die chauffeur het wel had opgemerkt had je het kunnen overleven?” vraagt Casper.
“Misschien wel,” zegt Leyla. “Hoe dan ook, ik ga niet meer weg. Tenzij jullie dat natuurlijk willen. Maar nu ik onsterfelijk ben, en nu niets mij iets kan aandoen, wil ik daar gebruik van maken en jullie beschermen.”
Robert glimlacht.
“Maar…” gaat Leyla verder. “Als het licht is kan ik niet buiten zijn. Alleen als het schemert en als het donker is kan ik buiten zijn. Overdag moet ik ergens anders heen. Suzanne, ik kan niet bij jou thuis blijven. De kans dat je ouders mij vinden is te groot.”
“En hoe moeten wij nu verder?” vraagt Robert. “Moeten we anderen vertellen wat we weten? Of moeten we doen of je nog steeds weg ben.”
“Doe alsof ik nog weg ben,” zegt Leyla. “Ik zal binnenkort mijn lichaam terughalen, zodat iemand het zal vinden, en dan zal bekend worden wat er gebeurd is. Vanaf dan mogen anderen het weten. Nu nog niet. Nu is er toch niemand die het zal geloven.”
Robert knikt.
“Komt goed,” zegt hij.
Leyla glimlacht.
“Als jullie mij nodig hebben, roep mij dan in je hoofd, en ik kom. Maar onthoudt dus dat ik alleen buiten kan komen als het donker is. In echt ernstige gevallen kan ik wel eens een uitzondering maken, maar liever niet.”
Leyla glimlacht naar Suzanne, Fay, Casper, Lucas en Robert.
“Ik denk dat het voor mij tijd wordt om te gaan,” zegt ze. “Tot snel!”
Langzaam vervaagt Leyla, totdat ze haar niet meer kunnen zien. Fay zit rillend op de grond.
“Zie je nu?” vraagt Suzanne.
Fay knikt.
“Sorry,” zegt ze zachtjes.
“Het spijt mij ook,” zegt Suzanne. “Dat ik zo tegen je schreeuwde op school.”
Fay kijkt Suzanne aan.
“Ik ga naar huis,” zegt ze.
Suzanne knikt.
“Ik ook.”
Ze zeggen de jongens gedag en gaan dan beiden hun eigen weg, naar huis.
♥
Fay gaat de woonkamer aan.
“En?” vraagt haar moeder.
“Het is waar,” antwoordt Fay.
Haar moeder kijkt haar met grote ogen aan.
“Maar…” begint ze.
“Ik weet het ook niet, mam!” zegt Fay hard.
Dan draait ze zich om en rent de woonkamer uit, de trap op, en haar slaapkamer in. Ze laat zich op haar bed vallen. Hoe kan dit? Hoe is het mogelijk dat Leyla dood is? Ze knijpt in haar arm. Ze wordt niet wakker. Dit is geen droom. Dit is werkelijkheid. Leyla is dood, en ze heeft haar geest gezien. Altijd had ze het gevoel dat Leyla nog leefde. Ze wist het zeker. Ze was er zo zeker van dat Leyla ooit weer levend gevonden zou worden. En nu? Nu blijkt ze toch dood te zijn. Fay staart naar het plafond. Ze weet niet wat ze nu moet doen. Ze weet niet of ze verdrietig moet zijn omdat Leyla dood is, of juist blij moet zijn omdat Leyla er toch nog is, als geest. Ze is dolblij dat het mysterie van Leyla”s verdwijning is opgelost, maar ze snapt niet waarom Leyla hen een week lang zo in angst heeft laten zitten. Waarom ze niets van zichzelf heeft laten horen. En ze snapt ook niet waarom Leyla overdag niet buiten kan zijn. En dat Leyla opeens een geest is, terwijl Fay altijd vol heeft gehouden dat geesten niet bestaan. Ze pakt de dekens en trekt die over zich heen. Dan sluit ze haar ogen. Ze wil slapen, en dan wakker worden uit dit nog erger geworden mysterie. Het kan haar niets schelen dat het nog maar half 7 is, en het kan haar ook niets schelen dat ze haar kleding, jas en schoenen nog aan heeft. Ze wil gewoon nu meteen in slaap vallen. Ze luistert naar de geluiden van beneden. Er wordt op haar deur geklopt.
“Fay, ben je hier?” hoort ze haar moeder vragen.
“Ik slaap,” antwoordt Fay.
Haar moeder opent de deur.
“Fay, wat is er gebeurd?” vraagt ze. “Wat is er met Leyla gebeurd?”
“Ik zei toch dat ik slaap!” roept Fay kwaad.
Ze draait zich om. Ze hoort haar moeder haar slaapkamer uitlopen. De deur valt dicht. Fay vloekt in zichzelf. Ze trekt de dekens over haar hoofd, en langzaam valt ze in slaap.
♥
De volgende morgen wordt Fay wakker van het felle zonlicht dat in haar gezicht schijnt. Ze kijkt op, en ziet dat ze gisterenavond de gordijnen niet heeft dichtgedaan. De klok beneden slaat 8 uur. Fay schrikt. Ze is ook vergeten haar wekker te zetten! Snelt staat ze op. Ze heeft haar kleding van gisteren nog aan. Haar jas en schoenen heeft ze ‘s nachts uitgedaan. Snel trekt ze schone kleding aan. Dan pakt ze haar tas, jas en schoenen en rent de trap af. Ze rent de woonkamer in en grist een droge boterham van de tafel. Dan haast ze zich terug naar de gang om haar schoenen een jas aan te trekken. Vervolgens rent ze naar buiten, richting de bushalte.
Als ze bij de halte aankomst kijkt Fay op haar horloge. Het is al tien over acht. De bus is allang weg. Ze zal op de volgende moeten wachten. Fay kijkt naar de vertrektijden. De eerst volgende bus komt pas om half negen. Ze is dan zeker te laat voor school. Fay gaat op het bankje in het hokje zitten en denkt aan gisterenavond. Ondanks dat ze altijd het gevoel had dat Leyla nog leefde heeft ze gisteren Leyla’s geest gezien. Leyla is dood. Omgekomen bij een verkeersongeval. En niemand heeft iets gezien. Niemand heeft het zien gebeuren, en niemand heeft Leyla’s lichaam gevonden. Leyla’s geest zei dat ze haar lichaam binnenkort tevoorschijn gaat halen, zodat het gevonden wordt en iedereen over haar dood te weten komt. Maar nu moet Fay nog doen of ze van niets weet. Ze vindt het nog steeds een raar verhaal. Leyla kreeg een ongeluk met een vrachtwagen, en de vrachtwagenchauffeur heeft niets in de gaten gehad? Heeft de chauffeur geen klap gehoord? Geen bonk? Niets gezien in zijn spiegels? En reden er dan geen andere auto’s die iets gezien konden hebben? Fay strijkt haar haren uit haar gezicht. Ze rilt. Ondanks dat de zon fel schijnt is het toch erg koud. Aan de overkant loopt een man, gevolgd door een schijnbaar bejaarde hond. De hond strompelt met kleine passen achter zijn baasje aan. Een wolk bedekt de zon kort. Fay kijkt naar de lucht. In de verte ziet ze donkere stapelwolken. Waarschijnlijk een volgende regen- of hagelbui. De afgelopen weken is het aan één stuk door rotweer. Fay kijkt geïnteresseerd naar de wolken. Als ze een andere kant op kijkt ziet ze grote, witte bloemkoolwolken in de lucht. Het ziet er angstaanjagend, maar tegelijk ook fascinerend mooi uit. Er komt een vliegtuig over. Fay volgt het vliegtuig, dat uit de witte bloemkolen komt, tot het in de donkere stapelwolken is verdwenen en niet meer zichtbaar is. Enkel het geluid is nog steeds vaag te horen. Ze staart nog steeds naar de lucht. Als ze haar nek begint te voelen trekt ze haar blik los van de lucht en kijkt de weg af om te zien of de bus er al aan komt. Er is nog geen enkel teken van de bus. De bus van de andere kant komt er wel aan, en stopt bij de halte aan de overkant. Fay kijkt toe hoe drie mensen uitstappen, en een oude vrouw met een rollater instapt. Dan rijdt de bus weer weg. Een ijzige wind blaast langs Fay’s gezicht. Haar oren voelen ijskoud aan. Fay trekt haar capuchon over haar hoofd en staart dan naar de poster met Leyla’s foto die op de lantaarnpaal naast het bushokje hangt. Leyla’s ogen kijken Fay recht aan. Haar ogen lachen. Het is een raar idee dat Leyla op het moment van de foto geen idee had wat haar een paar maanden later zou overkomen, ook al gelooft Fay nog steeds niet dat Leyla echt bij een verkeersongeval om het leven is gekomen, en haar geest nu bij Suzanne terug is gekomen. Er is iets niet in de haak. Fay sluit haar ogen. Ze probeert te bedenken of ze gisterenavond echt met Leyla’s geest heeft gepraat, of dat ze het gedroomd heeft. Maar of het nu echt was of niet, Leyla is verdwenen. Er is iets gebeurd, en toen die foto gemaakt werd wist Leyla dat niet. Natuurlijk wist ze dat niet, maar voor Fay voelt het toch raar. Het blijft een raar idee dat Leyla, haar beste vriendin, zo plotseling verdwenen is. Het blijft een raar idee dat er iemand iets te maken heeft met Leyla’s verdwijning. Die vrachtwagenchauffeur, en als dat verhaal niet klopt, iemand anders. Maar er heeft iemand iets met de verdwijning te maken. Iemand heeft iets gedaan met háár Leyla. Haar beste vriendin, waar ze al zo lang mee bevriend is. Waar ze altijd alles mee samen heeft gedaan. Waar ze altijd op kon vertrouwen, altijd bij kon uithuilen. Leyla begreep haar altijd. Leyla stond altijd voor haar klaar. Leyla was bijzonder. En iemand zo bijzonder kan niet plotseling zijn verdwenen. Dat er iemand is die daar een einde aan heeft gemaakt maakt Fay ontzettend kwaad. Als ze eens wisten hoeveel Leyla voor haar betekende, en wat voor goede dingen Leyla allemaal deed, dan hadden ze het wel uit hun hoofd gelaten Leyla iets aan te doen, bewust of onbewust. Fay kan zich niet voorstellen dat die vrachtwagenchauffeur niet één keer door zijn spiegel heeft gekeken en Leyla heeft zien fietsen. En ze kan zich ook niet indenken dat Leyla, zo voorzichtig als ze was, op een plek is gaan fietsen waar de chauffeur haar niet kon zien. Ze waarschuwde zelf haar vriendinnen altijd voor vrachtwagens. Dan kan het toch niet zo zijn dat ze nu zelf omkomt bij een dergelijk ongeval met een vrachtwagen waar ze altijd iedereen juist voor waarschuwde? Fay ziet in haar ooghoek de bus aankomen en staat snel op. Ze steekt haar hand op en de bus stopt vlak voor haar.
In de bus is het warm, en Fay zoekt een plekje achterin de bus op. Hier zit niemand, en heeft ze nog even tijd voor zichzelf, om na te denken, voordat ze in die drukke school is. Ze kijkt naar buiten. Ze heeft geen zin meer om verder te peinzen over Leyla. Ze zal er toch nooit achter komen wat er precies gebeurd is. Toch wil ze, als het ongeluk met de vrachtwagen echt gebeurd is, dat de chauffeur van de vrachtwagen wordt opgespoord en gestraft. Fay leunt met haar hoofd tegen het raam van de bus en zet haar voeten op de stoel naast haar. De bus hobbelt, en het raam trilt en bonkt tegen haar hoofd, maar toch blijft ze zo zitten. Ze sluit haar ogen. Een streep zonlicht valt door het raam op haar benen. De zon voelt door het raam misleidend warm aan. Fay probeert zich voor te stellen dat het zomer is, en ze in een vliegtuig zit onderweg naar Portugal, samen met Casper, Robert, Lucas, Suzanne en natuurlijk Leyla. Maar de bus hobbelt te erg om een vliegtuig te kunnen zijn, en Fay raakt het beeld al snel weer kwijt. Ze opent haar ogen en kijkt naar de mensen voorin de bus. Een man en een vrouw praten druk met elkaar en een Chinese vrouw leest in een krantje, terwijl een klein meisje achterstevoren op de stoel naast haar moeder zit en de bus in kijkt. De bus rijdt over een hobbel en het meisje verliest bijna haar evenwicht. Fay hoort haar hard lachen. Ze ziet hoe de vrouw het meisje dwingt normaal te gaan zitten. Het meisje draait zich om en gaat op haar stoel zitten. Ze is zo klein dat Fay haar niet meer kan zien. Ze is volledig verdwenen achter de rugleuning van de stoel. De bus stopt bij de school en Fay stapt uit. Ze kijkt op haar horloge. Het is al bijna negen uur. Langzaam slentert ze richting de school. Het eerste lesuur is om kwart over negen afgelopen, dus het heeft geen zin meer naar die les te gaan. Ze besluit alvast naar het lokaal te gaan. Ze wil voor de les nog even met Suzanne kunnen praten. Ze wil bevestiging dat het gesprek met Leyla van gisterenavond echt was, en geen droom.
♥
Suzanne komt op Fay afgelopen.
“Waar was je?” vraagt Suzanne.
“Verslapen,” antwoordt Fay.
Suzanne glimlacht. Fay kijkt haar boos aan, en Suzannes glimlacht verdwijnt. Suzanne kijkt vragend naar Fay.
“Was dat echt?” vraagt Fay zacht. “Gisterenavond.”
Suzanne knikt. De deur van het lokaal gaat open en Fay volgt Suzanne het lokaal in. Ze gaat naast Suzanne aan een tafeltje zitten en legt haar hoofd op de tafel.
♥
Suzanne opent de deur van haar huis en loopt naar binnen. In de woonkamer brandt licht, en ze hoort de tv. Ze loopt naar boven, naar haar slaapkamer. Sinds Leyla hier is geweest voelt deze kamer niet meer vertrouwd aan. Alsof het hier spookt. Alsof er van alle kanten ogen naar Suzanne staren. Ze gaat op haar bed zitten en staart naar het raam. Buiten klinken de geluiden van het voorbijrazende verkeer. Ze hoort een vliegtuig laag overkomen. Suzanne laat zich achterover op haar bed vallen en sluit haar ogen. Ze denkt aan Leyla. Misschien heeft Fay wel gelijk. Misschien is het wel onmogelijk dat Leyla’s geest is teruggekeerd, maar wel haar vriendinnen een week lang in angst en verdriet heeft laten zitten. Misschien is het wel onmogelijk dat de geest van Leyla alleen maar in het donker buiten kan zijn. Ze draait zich om, maar draait zich meteen weer terug als ze iets hoort kraken op de overloop. Ze kijkt naar de deur. Het licht flikkert op de gang. Suzanne trekt het dekbed over haar ogen om het geflikker van het licht niet te hoeven zien, en neemt zich voor zo snel mogelijk haar vader te vragen de lamp te vervangen. Het is warm in haar kamer. Suzanne voelt dat er zweet op haar rug staat. Beneden klinkt gestommel. Een zweetdruppel glijdt over Suzannes gezicht. Het lijkt wel of de verwarming plotseling heel hoog is gezet. Ook daar zal haar vader dan maar even naar moeten kijken. Het lijkt wel de Sahara hier in haar slaapkamer. Suzanne grinnikt bij het idee, en probeert in haar hoofd een enorme zandvlakte voor zich te zien. Ze beeldt zich een woestijn in, met nomaden die met volgepakte kamelen in een karavaan voorbij komen, en piramides aan de horizon. Een grote oranje zon werpt een oranje gloed over het zand. De nomaden verdwijnen in de verte, en dan is er helemaal niets meer. Alleen nog een kale zandvlakte, en de geur van schroeiend hout.
Een schel gepiep verstoort Suzannes fantasie.
“Suzanne!” roept de stem van haar vader van beneden.
Suzanne komt van schrik onder haar dekbed vandaan. De warmte is hier nog erger, en de geur van schroeiend hout is ook sterker geworden. Die geur was geen fantasie, die is echt! Suzanne kijkt angstig om zich heen.
“Suzanne kom naar beneden!” roept haar vader in paniek vanuit de gang.
Suzanne rent naar de deur van haar slaapkamer en pakt de deurknop beet. Meteen laat ze hem weer los. Heet! Ze duwt tegen de deur, maar hij wil niet open. Nog eens probeert ze met haar hand de deur te openen, maar de deurknop is te heet om vast te pakken. Snel kijkt ze naar het raam. Het is nog licht. Leyla help, probeert ze. Ze probeert Leyla’s naam zo duidelijk mogelijk in haar hoofd te zeggen. Het raam van haar slaapkamer vliegt open, en Suzanne rent naar het raam. Ze kijkt naar beneden. Ze moet springen. Een andere uitweg is er niet. Ze ziet hoe haar vader bij de buren aanbelt en hoe haar moeder staat te telefoneren. Een rookwolkje zweeft langs haar raam.
“Help me, Leyla,” fluistert Suzanne.
Dan klimt ze op de vensterbank. Ze kijkt naar beneden, slikt nog een keer, sluit haar ogen, en laat zich dan naar beneden vallen.
Met een doffe klap komt ze op de grond neer, en ze voelt meteen een stekende pijn in haar been en haar hoofd. Stil blijft ze liggen, met haar ogen dicht. Ze hoort hoe er mensen op haar af rennen.
“Suzanne”, zegt een stem. “Hoor je me.”
Langzaam opent Suzanne haar ogen en kijkt recht in het gezicht van een vrouw. In de verte hoort ze sirenes aankomen. Ze probeert omhoog te kijken, maar ze ziet niets. Alleen een open raam. De grond is koud en nat, maar ze durft niet overeind te komen. Haar been een hoofd steken nog steeds. Ze probeert haar been te bewegen, maar de stekende pijn wordt alleen maar erger. In haar ooghoeken ziet ze een ambulance stoppen, en er stappen mensen uit die op Suzanne af lopen. Suzanne sluit haar ogen en laat alles over zich heen komen. Ze voelt langzaam de pijn wegtrekken. Het wordt donkerder…
♥
“Suus!”
Suzanne opent haar ogen. Naast haar staat een meisje met donkerblond haar.
“Suus, hoe voel je je?” vraagt het meisje.
Suzanne geeft geen antwoord, en kijkt verward om zich heen. Ze ziet meerdere mensen rondom haar staan. Ze merkt dat ze in een bed ligt, en om het bed staat een scherm. Ook achter het scherm kan ze schaduwen onderscheiden.
“Wat?” vraagt Suzanne verbaasd.
“Hoe gaat het met je?” herhaalt het meisje.
“Goed”, zegt Suzanne snel.
Ze probeert overeind te gaan zitten, maar het meisje duwt haar terug.
“Je moet blijven liggen”, zegt ze.
Suzanne kijkt verward in de bruine ogen van het meisje wat op de rand van haar bed zit. Waar ben ik, denkt ze. Wat doe ik hier?
“Ze heeft een hersenschudding opgelopen”, zegt een mannenstem.
“En het huis?” vraagt het meisje.
“Verloren”, antwoordt de stem.
“En nu?”
Het meisje kijkt niet meer naar Suzanne, maar naar de hoek waar de mannenstem vandaan kwam. Suzanne kan net niet zien wie daar staat. Ze herkent de stem vaag, maar kan zich niet herinneren waarvan.
“Ik weet het niet, Fay”, zegt de stem. “We zullen tijdelijk bij familie moeten logeren, tot we een nieuw huis aangewezen zullen krijgen.”
Suzanne sluit haar ogen. De naam Fay komt haar ook bekend voor, maar ze herinnert zich niet meer waar ze die naam van kent.
“Het huis is volledig afgebrand”, zegt een vrouwenstem, die uit dezelfde hoek als de mannenstem komt.
Afgebrand! Ineens herinnert Suzanne zich de woestijn. De warmte, het zand, de nomaden, de kamelen, de ondergaande zon, de geur van schroeiend hout, en het schelle gepiep.
Waar was ze toen? In haar slaapkamer. In haar bed. Maar hoe kwamen die nomaden en die kamelen daar? En waarom lag er zand in haar slaapkamer? De geur van schroeiend hout is haar duidelijk. Er stond iets in brand. Nu herinnert ze het zich weer. De stemmen in de hoek moeten van haar ouders zijn, en het meisje op de rand van haar bed is Fay!
“Fay”, zegt Suzanne zacht.
Fay draait zich om en legt haar hand op Suzannes hoofd.
“Ja?” fluistert ze.
“Zijn de kamelen gered?” fluistert Suzanne terug.
Fay kijkt even verward naar achteren, maar draait zich dan weer terug naar Suzanne.
“Wat?” vraagt ze.
“De kamelen”, fluistert Suzanne. “En de nomaden. En het zand. Wat is er gebeurd?”
“Je huis is afgebrand, Suzanne”, fluistert Fay. “Je bent uit het raam gesprongen om jezelf te redden. Je heb je been gebroken, en je heb een hersenschudding.”
“En de kamelen?” vraagt Suzanne.
“Welke kamelen?”
“Van de nomaden!”
Suzanne kijkt Fay geïrriteerd aan.
“Er zijn hier helemaal geen nomaden met kamelen”, zegt Fay.
“Er was een zon. En zand”, fluistert Suzanne. “Een woestijn, met kamelen, en nomaden.”
“Waar?”
“In mijn kamer.”
Fay draait zich om.
“Ze is in de war”, zegt de stem van Suzannes vader uit de hoek.
“Waarom heeft ze het over kamelen?” vraagt Fay.
“Geen idee”.
Fay aait door Suzannes haren.
“Hoe lang moet ze hier nog blijven?” vraagt ze zacht.
“Ik weet het niet”, antwoordt Suzannes moeder. “Niet zo lang, denk ik.”
“Fay?” fluistert Suzanne zacht vanuit het bed.
Fay kijkt Suzanne aan, en Suzanne sluit haar ogen.
“Laat haar maar”, zegt een dokter. “Ze moet rusten”.
♥
Fay slentert over straat. Eerst dat gedoe met Leyla’s geest. En nu de brand in Suzannes huis. Suzanne in het ziekenhuis, en zij en haar ouders zijn in één klap dakloos. Toch weet Fay dat ze blij mag zijn dat het niet slechter is afgelopen. Het had net zo goed gekund dat Suzanne niet had gesprongen, of de brand niet zou hebben opgemerkt. Dat had ze nu niet in het ziekenhuis gelegen, maar in het mortuarium. Fay schrikt van die plotselinge gedachte en verbant hem uit haar hoofd. Ze denkt aan Leyla. Wanneer zal ze haar lichaam tevoorschijn halen? Ze, haar geest, had gezegd dat binnenkort te gaan doen, zodat haar lichaam geborgen kon worden en Leyla officieel dood verklaard kon worden. Maar waarom gebeurt het niet? Waarom gebeurt er helemaal niets? En wat zullen ze dan met Leyla’s lichaam doen? Naar het mortuarium? Misschien had ze wel naast Suzanne komen te liggen daar. Fay schrikt van die tweede angstige gedachte en schudt haar hoofd. Het is een rotzooi in haar hoofd. Steeds schrikt ze op van rare gedachten, en ‘s nachts wordt ze elk uur wakker van een rare droom. Ze ziet dan Leyla’s gezicht, als een doodshoofd, dat om Fay’s hoofd vliegt en haar uitlacht. Of Suzanne die door de kwaadaardige geest van Leyla wordt opgegeten omdat ze de geest vertrouwde en niet geloofde wat Fay zei.
Fay zucht diep. Ze is er nog steeds van overtuigd dat er iets niet in de haak is. Ze kent Leyla al zo lang, ze weet zeker dat Leyla nooit onnodige haar vriendinnen in paniek zou laten zitten. Ze zou hen nooit in de steek laten. En in geesten gelooft ze niet, zelfs nu ze het bewijs heeft gezien. De geest van Leyla. Zelfs nu gelooft ze nog niet in geesten. Er klopt hier iets niet, dat weet ze zeker.
Ze kijkt op haar horloge. Het is al bijna half tien, en vrijwel donker op straat. Al die tijd is ze bij Suzanne geweest, en morgen gaat ze weer naar haar toe. Suzannes ouders verblijven voorlopig bij een oom en tante in de buurt. Ze hebben helemaal niets meer. Het hele huis, met alles erin, is helemaal verbrand. Gewoon weg. Alles is weg. De herinneringen aan een heel leven. Alle foto’s van vroeger. Foto’s van haar en Suzanne als kleine kinderen samen. Zelfs foto’s met Leyla erbij. Foto’s waar ze met z’n drieën op het strand zijn, of voetballen, of badmintonnen. Alles is gewoon weg. Alle spullen van Suzanne zijn verdwenen. Al haar schoolboeken en schriften, al haar kleding, haar dagboek. Fay kan nog steeds niet bevatten dat Suzanne al die dingen in één klap is kwijtgeraakt. Ze rilt bij het idee dat het haar zelf zou kunnen overkomen. Het idee om alles ineens kwijt te zijn is zo angstaanjagend. Het idee dat Suzanne uit haar raam moest springen om zichzelf te redden en daarmee haar been brak en een hersenschudding opliep maakt Fay misselijk. Het lijkt haar doodeng om zoiets mee te maken. Zelf hoorde ze van Suzannes moeder wat er gebeurd was, waarna ze meteen naar het ziekenhuis is gerend. Het huis heeft ze niet gezien. Ze weet niet of ze dat wel durft. Misschien dat ze morgen of overmorgen even met Robert, Casper en Lucas langs loopt. Eigenlijk wil ze het toch wel zien.
Fay komt bij haar eigen huis aan en opent de voordeur met haar sleutel. Ze schopt haar schoenen uit en smijt haar jas in een hoekje. Dan loopt ze door naar boven. In haar slaapkamer laat ze zich op haar bed vallen. Het leven is zo oneerlijk. Ze voelt tranen in haar ogen prikken. Eerst blijkt Leyla plotseling te zijn verdwenen, dan duikt er ineens een gedaante op die zegt de geest van Leyla te zijn, en dan raakt Suzanne dakloos door een brand in haar huis. De hele wereld is gek geworden. Het leven is een ramp geworden. Fay zucht. Ze voelt een traan over haar wang lopen, maar doet geen moeite hem weg te vegen. Steeds meer tranen glijden over haar koude wangen naar beneden. Ze hoort hoe achter haar de deur van haar slaapkamer open gaat.
“Fay?” fluistert de stem van haar moeder.
“Ja?” fluistert Fay terug.
“Gaat het wel?”
Haar moeder gaat naast haar op het bed zitten. Fay komt overeind en schudt haar hoofd. Dan laat ze zich huilend tegen haar moeder aan vallen.
♥
“Suus?”
Fay aait door Suzannes haren. Suzanne opent haar ogen.
“Hoi”, zegt Suzanne schor.
Fay glimlacht flauw tegen Suzanne. Vannacht heeft ze geen oog dicht gedaan. Al die tijd heeft ze liggen piekeren over alle gebeurtenissen van de afgelopen 2 weken. Eerst viel ze even in slaap, tegen haar moeder aan, die haar probeerde te troosten. Maar midden in de nacht werd ze wakker, en daarna heeft ze niet meer geslapen.
Het is nog maar half tien in de ochtend, en eigenlijk hoort ze nu op school te zitten, maar ze wilde veel liever naar Suzanne in het ziekenhuis toe. Volgens de dokter heeft Suzanne nog een paar keer om de kamelen gevraagd. Waar dat vandaan komt weten ze niet. Fay kan het niets schelen. Zolang alles maar weer goed komt met Suzanne maakt het haar niet uit waar die kamelen vandaan kwamen.
“Hoe gaat het?” vraagt Fay zacht.
Suzanne glimlacht.
“Goed,” antwoordt ze.
Fay glimlacht weer. Ze is zo blij dat Suzanne nog leeft. Het had veel slechter kunnen aflopen, en dan zou ze twee vriendinnen kwijt zijn geweest. Een dokter komt naast Fay staan.
“Morgen mag ze weg”, zegt hij. “Naar het huis van haar oom en tante.”
Fay knikt. Ze weet niet wat ze moet zeggen. Nooit eerder had ze daar moeite mee. Ze had nooit problemen met antwoord geven aan iemand. Nooit problemen met praten tegen volwassenen of haar vrienden, maar nu lijkt het wel of ieder woord wat ze tegen iemand zegt een huilbui met zich meebrengt. Weer voelt ze een traan over haar wang lopen. Snel veegt ze hem weg. Ze wil niet dat de dokter haar ziet huilen, en al helemaal niet dat Suzanne dat ziet. Ze moet sterk zijn bij Suzanne. Ze moet Suzanne laten zien dat alles goed komt. Als ze hier in huilen uitbarst, zal Suzanne het gevoel krijgen dat er echt iets ergs aan de hand is, en het vertrouwen verliezen dat alles nog goed kan komen. Dat mag niet gebeuren, ook al is Fay zelf alle vertrouwen in het leven allang verloren. Het wordt nooit meer zoals vroeger, ze weet het zeker. Die geest klopt niet. Het is niet Leyla. Hoe vaker ze erover nadenkt, hoe zekerder ze ervan is. De geest gedroeg zich heel anders. Ze heeft haar maar heel kort gezien, maar lang genoeg om te merken dat haar karakter heel anders is dan het echte karakter van Leyla. Leyla praat anders. Leyla zegt dingen op een andere manier. Die geest is niet Leyla. Maar wie of wat het wel is, weet ze niet. En ze weet ook niet hoe ze daar achter zou kunnen komen. En hoe kan ze Suzanne, Casper, Lucas en Robert daarvan overtuigen? Zij zijn er heilig van overtuigd dat de gedaante echt de geest van Leyla is. Hoe kan het dat zij het niet zien? Hoe kan het dat zij niet zien dat die zogenaamde geest een totaal ander karakter heeft, en dat de dingen die ze zegt totaal niet kloppen? De enige manier om dat aan hen duidelijk te maken is Leyla vinden. De echte Leyla. Nog steeds heeft Fay het gevoel dat Leyla nog leeft, maar er is niets wat haar gevoel kan bevestigen. Ze kan bij niemand kwijt wat ze voelt en wat ze denkt. Ze kan haar verdriet bij niemand uiten. Suzanne, Robert, Lucas en Casper zijn blij omdat zij denken dat Leyla terecht is. Zíj geloven dat de geest echt is. Zij zijn blij, en zullen nooit weten hoe het voelt om in Fay’s schoenen te staan. Fay voelt hoe meerdere tranen over haar wangen glijden. Ze moet moeite doen om de snikken in te houden, maar dan komen ze er toch uit. Ze kan het niet meer inhouden. De gedachte aan Leyla is te pijnlijk. Ze kan zich niet sterk houden, hoe graag ze het ook zou willen.
“Zal ik even wat water voor je halen?” vraagt de dokter.
Fay schrikt. Ze was totaal vergeten dat de dokter nog naast haar stond. Alles waar ze nog aan dacht was Leyla. Ze knikt snel, en de dokter loopt weg.
“Wat is er?” vraagt Suzanne zacht.
Fay laat zich op de grond vallen en legt haar hoofd naast Suzanne op het bed. Zo blijft ze even liggen. Ze voelt hoe ze langzaam wat kalmeert. Dan komt de dokter terug met een glas water.
“Ik laat jullie wel even alleen”, zegt hij, en dan verdwijnt hij weer.
Fay komt overeind en neemt een slok water.
“Sorry”, fluistert ze tegen Suzanne.
♥
Een beetje ongemakkelijk loopt Fay naast Casper over straat. Zij en Casper hebben op de hoek van de straat waar Suzanne woonde afgesproken met Robert en Lucas. Het motregent, en Fay heeft een paraplu opgestoken. Het helpt niet veel. De harde, stormachtige wind blaast de regen recht in haar gezicht. Casper doet al niet eens meer moeite om onder de paraplu naast Fay te komen lopen. Fay probeert voor zich uit te kijken, en ziet Robert en Lucas op de hoek van de straat staan.
“Kom mee,” zegt ze, zodra ze bij hen aankomt.
Robert en Lucas volgen Fay en Casper de straat in. Fay voelt hoe haar maag een aantal salto’s maakt. Het is nog geen 2 dagen geleden dat het huis van Suzanne afbrandde, en eigenlijk vind ze het doodeng om bij het huis te gaan kijken.
“We zijn er,” fluistert Robert ineens.
Fay kijkt op. Ze heeft al die tijd strak naar de grond gekeken, en zo niet in de gaten gehad dat ze het afgebrande huis van Suzanne al bereikt hadden. Ze kijkt omhoog, en ziet voor het eerst de schade. De ramen zijn gebarsten, en als ze verder kijkt ziet ze binnen zwartgeblakerde muren. Verschroeide gordijnen wapperen in de wind. Om het huis is een rood-wit lint gespannen. Fay staart naar het huis. Alles is verwoest. Nu pas ziet ze hoe groot de schade aan het huis is. Nu pas ziet ze echt dat alles verwoest is, en hoeveel geluk Suzanne heeft gehad. Op de stoep staat een rood kruis. Waarschijnlijk markeert het kruis de plek waar Suzanne na haar sprong neer is gekomen, want het bevindt zich recht onder Suzannes slaapkamerraam. Casper legt zijn hand op Fay’s schouder, en Fay schrikt. Ze merkt dat ze de laatste tijd erg snel schrikt. Ze is zo snel afgeleid, en verdwaald in haar gedachten, en op die momenten vergeet ze helemaal dat ze op de wereld is, met nog meer mensen om haar heen. De afgelopen weken leeft ze in een totaal andere wereld. Leyla is nu bijna twee weken geleden verdwenen, en nog steeds is er geen teken van de echte Leyla. En zelfs haar in Fay’s ogen zogenaamde geest heeft zich al een aantal dagen niet meer laten zien. Fay voelt voor de zoveelste keer een traan zich uit haar ooghoek bevrijden. Door het drama met Suzanne eergisteren lijken Casper, Robert en Lucas Leyla helemaal te zijn vergeten. Misschien zijn ze dat niet, maar voor Fay voelt het alsof zij alleen nog maar aan Suzanne kunnen denken en zich niet meer druk maken om Leyla. Zij zijn er natuurlijk van overtuigd dat de geest echt Leyla’s geest is, en voor hen is het mysterie van Leyla’s verdwijning dus opgelost. Een volgende traan kruipt over Fay’s wang naar beneden. Hoe maakt ze de anderen in hemelsnaam duidelijk dat ze ervan overtuigd is dat de geest nep is? Ze zullen toch niet naar haar luisteren.
“Fay, wat is er?” vraagt Casper ineens.
Fay schrikt. Ze merkt op dat er nog veel meer tranen zich uit haar ogen hebben bevrijd en nu snel langs haar wangen omlaag glijden. Casper slaat zijn arm om Fay heen, maar Fay rukt zich los. Voor ze goed en wel beseft wat ze doet rent ze weg. Zonder één keer om te kijken rent ze richting haar huis. Zodra haar moeder de deur opent valt ze huilend in haar armen. Normaal zou ze nooit huilend bij haar moeder in de armen vallen, maar sinds gisterenavond voelt het zo bevrijdend. Haar moeder is de enige bij wie ze even tot rust kan komen. En nu heeft ze besloten haar over haar vermoedens over de nepgeest te vertellen.
Fay voelt hoe haar moeder haar naar de woonkamer helpt en haar op de bank neerzet.
“Fay, wat is er aan de hand?” vraagt ze.
Fay veegt een aantal tranen uit haar ogen en probeert een snik in te slikken.
“Leyla,” weet ze dan met moeite uit te brengen.
“Wat is er?” vraagt haar moeder.
Fay ademt diep in, veegt nog een traan weg, neemt een slok water uit het glas wat haar vader haar aangeeft, en kijkt dan even naar haar moeder. De ogen van haar moeder brengen haar tot rust, en Fay begint te praten. Ze vertelt haar moeder alles. Dat ze altijd het gevoel had dat Leyla nog leefde, en dat het daarom zo’n schok was toen ze van Suzanne te horen kreeg dat Leyla dood was. Dat ze niet in geesten gelooft, en nu nog steeds het gevoel heeft dat Leyla niet dood is, en daarom denkt dat er iets niet klopt aan de geest die zegt Leyla te zijn. Dat ze denkt dat de geest helemaal niet Leyla’s geest is, maar dat ze niet weet wie of wat het dan wel is en waarom het tevoorschijn is gekomen. Ze vertelt ook dat ze niet eens meer zeker weet of de ontmoeting met de geest van Leyla echt was of een droom, omdat ze de geest daarna nooit meer heeft gezien. Ze vertelt hoe bezorgd ze is om Leyla, en ook hoeveel indruk de brand in het huis van Suzanne op haar heeft gehad. Ze vertelt hoe bang ze is ook Suzanne te verliezen, en hoe graag ze Suzanne wil helpen. Ze vertelt over Suzannes verhalen over de woestijn, de nomaden en de kamelen in haar slaapkamer. Als laatste vertelt ze dat ze de anderen wil duidelijk maken dat er iets niet klopt aan die geest, maar dat ze niet weet hoe ze dat moet doen. Ze wil dat de anderen het weten, zodat ze als een team kunnen werken om uit te vinden wat er met Leyla gebeurd is, en waar Leyla nu is.
Als ze uitverteld is voelt ze de tranen weer komen. Snel veegt ze haar ogen droog en neemt een paar slokken water. Haar moeder trekt haar dicht tegen haar aan.
“Je moet morgen met één van de jongens gaan praten, Fay,” zegt haar moeder.
“Wat moet ik dan zeggen?” vraagt Fay fluisterend. “Ze zullen me toch niet serieus nemen.”
“Je moet iets doen Fay,” zegt haar moeder.
Fay kijkt naar de grond. Ze weet dat haar moeder gelijk heeft. Ze moet iets doen, maar ze weet echt niet hoe ze het aan moet pakken. Ze kijkt toe hoe een traan uit haar ooghoek valt en op het tapijt terecht komt. Ze buigt, en voelt aan de plek waar de traan terecht is gekomen. De plek is niet nat. De traan was dan ook niet nat, denkt Fay. Een neptraan. Misschien zijn het wel haar gedachten die niet echt zijn. Misschien is alles waar. Misschien is de geest wel echt, maar zijn het Fay’s waanbeelden die haar gedachten door de war schoppen. Fay schudt haar hoofd. Het is een complete chaos in haar hoofd. Geen gedachte of herinnering zit nog op z’n plek, en het maakt haar gek. Het maakt haar helemaal in de war. Fay laat zich op de grond vallen en begint de pluisjes van het tapijt te plukken.
“Fay?”
Fay voelt hoe haar moeder haar aan haar armen overeind probeert te trekken. Ze laat het over zich heen komen. Er is geen reden om zich tegen haar moeder te verzetten. Net zo min er een reden is zich te verzetten tegen Casper, Lucas, Robert, Suzanne en Leyla’s geest. Misschien moet ze dat ook maar over zich heen laten komen. Misschien is haar doorzettingsvermogen en zekerheid dat Leyla nog in leven is de boosdoener. Misschien is dat de reden dat ze niet gelooft dat de geest echt de geest van Leyla is. Ze wil het niet geloven. Dat is de boosdoener. Misschien moet ze het maar willen. Misschien moet ze zich er maar aan overgeven dat alles is zoals het is en alles loopt zoals het loopt.
Ze wurmt zich los uit haar moeders armen en loopt de woonkamer uit. Ze gaat direct de trap op en opent de deur van haar slaapkamer. Ze hoort een aantal sirenes steeds dichterbij komen, en loopt haar het raam. Beneden ziet ze een rij politiewagens en ambulances langsrijden. Fay vraagt zich af waar die naartoe gaan. Ze probeert zo goed mogelijk te zien waar de politieauto’s en ambulances naartoe gaan. Ze rijden naar het einde van de straat en gaan links bij de splitsing van de weg. Fay sluipt de trap weer af. Ze wil niet dat haar ouders haar horen en weten dat ze weg gaat. Zo zachtjes mogelijk opent ze de voordeur en gaat naar buiten. Ze is blij dat ze haar schoenen en jas niet had uitgedaan toen ze thuis kwam. Zodra ze de voordeur heeft dichtgedaan begint ze te rennen. De sirenes zijn niet meer te horen, maar ze weet in ieder geval waar ze ongeveer heen zijn gegaan. Fay rent naar de splitsing en slaat linksaf. Ze rent door. Bij het kruispunt kijkt ze om zich heen. Ze ziet niets. Dan hoort ze plotseling een sirene achter zich. Een politiebusje komt met sirenes en zwaailichten aangereden en racet recht het kruispunt over. Zonder verder na te denken rent Fay de weg op. Als ze halverwege is schrikt ze op van een luid getoeter. Ze kijkt op en ziet hoe een auto hard op haar af komt gestormd. Ze weet nog net op tijd opzij te springen en laat zich op de stoep vallen. Ze kijkt naar de auto die haar zojuist bijna heeft aangereden. Hij rijdt gewoon door, alsof er nooit iets gebeurd is. Alsof de bestuurder helemaal niet bijna een 16-jarig meisje heeft doodgereden. Dat had er nog eens bij moeten komen, denk Fay. Leyla verdwenen, Suzanne dakloos en gewond, en zij doodgereden. Dan hadden Casper, Lucas en Robert, de school, maar vooral de ouders van haar, Leyla en Suzanne, helemaal gek geworden. Fay voelt hoe haar hart in haar keel klopt. Ze is zich rot geschrokken. Dan herinnert ze zich de sirenes en staat op. Ze staat op een klein stukje trottoir midden op het kruispunt. Ze moet nog een klein stukje weg oversteken. Ook hier staat een stoplicht, en Fay besluit deze keer maar gewoon te wachten tot het licht groen word. Gelukkig duurt het niet lang, en zodra het stoplicht op groen springt rent Fay de weg over. Ze volgt de weg die ze het busje van de politie heeft zien gaan. Dan ziet ze eindelijk waar ze naar zoekt. Achter een flauwe bocht, langs een weiland aan de rand van de stad, staan de politieauto’s en ambulances. Fay ziet hoe een agent een rood-wit lint ophangt. Precies zo’n lint als voor Suzannes afgebrande huis. Fay loopt langzaam dichterbij. Ze bereikt het lint, en raakt het voorzichtig aan. Een vrouw komt naast haar staan.
“Kan ik je ergens mee helpen?” vraagt ze.
“Nee”, zegt Fay.
De vrouw haalt haar schouders op en draait zich om.
“Ik bedoel, ja!” roept Fay snel. “Misschien.”
De vrouw kijkt weer naar Fay.
“Ik ben gewoon…nieuwsgierig naar wat er hier aan de hand is”, zegt Fay een beetje ongemakkelijk.
“Ik weet het niet precies”, zegt de vrouw. “Maar zie je dat huis daar?”
Ze wijst naar een oude, ingevallen boerderij. Fay knikt.
“Het schijnt dat ze een anonieme tip hebben gekregen dat er iemand in dat huis gegijzeld wordt”, zegt de vrouw.
Fay knikt en bijt op haar lip. Een gijzeling. Dat kon er ook nog wel bij, na alle ellende.
“Hoe weet u dat?” vraagt ze.
“Ik hoorde het van mijn buurman,” vertelt de vrouw.
Fay glimlacht zwakjes naar de vrouw. Dan draait ze zich om en loopt langzaam weg. Bij de bocht draait ze zich nog eens om, maar de politiewagens, ambulances, en honderd hulpverleners blokkeren haar zicht op het vervallen huis. Fay draait zich weer om en loopt weg.
♥
“De politie heeft vanmiddag een inval gedaan in een huis aan de rand van de stad. Een anonieme beller tipte de politie over een mogelijke gijzeling. Bij aankomst trof de politie een slachtoffer aan. Het slachtoffer is in zeer kritieke toestand naar een ziekenhuis vervoerd. Over de identiteit van het slachtoffer wil de politie nog niets zeggen. Het is nog niet bekend of het hier om de 16-jarige Leyla de Waard gaat, die sinds twee weken wordt vermist. Van de gijzelnemer is geen spoor te bekennen. De politie heeft een zoekactie ingesteld. Iedereen die tips heeft wordt verzocht contact op te nemen met de politie. Dit kan ook anoniem.”
Fay kijkt met open mond naar de man die het journaal voorleest. Zou het echt zo zijn dat Leyla in dat huis zat? Fay’s moeder ziet dat Fay bijna aan de tv vastgeplakt zit en loopt naar haar toe.
“Wat zegt je gevoel?” fluistert ze.
Fay kijkt haar moeder aan.
“Mam, ik was daar”, zegt ze zacht.
“Hoe bedoel je?”
“Ik hoorde sirenes en heb ze gevolgd, naar het huis,” vertelt Fay bibberend.
Ze vind het een doodeng idee dat ze zo dichtbij het huis waar Leyla misschien twee weken in opgesloten heeft gezeten is geweest. Ze ziet in haar hoofd Leyla voor zich, die met haar mond dichtgeplakt vastgebonden aan een stoel zit, terwijl een enge man met een snor, baard, tulband en geweer rondjes om haar loopt. Ze ziet in haar gedachten Leyla’s angstige, om hulp vragende, bruine ogen.
“Wat zegt je gevoel?” vraagt haar moeder weer.
Fay kijkt haar moeder recht in haar ogen.
“Dat het om Leyla gaat.”
♥
Fay woelt onder haar deken. Ze kan niet slapen. Gisterenavond zeiden ze op het nieuws dat ze niet zeker wisten of de ontvoerde persoon Leyla is, en ze zeiden hopelijk morgen meer te weten. Fay ligt op de bank. Ze wil morgenochtend meteen de tv aan kunnen zetten om het nieuws te kijken. Ze wil weten of het Leyla is die in het huis is gevonden. Fay kijkt op de klok. In het donker kan ze het niet zo goed zien. Ze staat op en loopt naar de klok toe. Half drie, ziet ze. De nacht duurt nog zo lang. Het duurt nog zo lang voor ze eindelijk, hopelijk, hoort of Leyla gevonden is. Fay kruipt weer onder haar deken en doet haar ogen dicht, hopend dat ze misschien toch in slaap valt. Ze hoort de regen tegen de ramen tikken. Fay denkt na. Wat zou Leyla hebben meegemaakt in dat huis, als zij het echt was? Ze heeft daar dan waarschijnlijk twee weken gezeten. Iemand hield haar dan gevangen, maar waarom? En wat heeft diegene die twee weken met Leyla gedaan. En als het inderdaad Leyla is, betekent dat ook dat Fay gelijk had. Die geest klopt niet. Dat is niet Leyla. Maar wat is het dan wel? Of wie? En wat wil die geest? Waarom deed die zich voor als Leyla? Fay slaat zichzelf tegen haar hoofd. Ze wil stoppen met denken. Al die gedachtes houden haar al uren wakker. Ze wil niet de hele nacht wakker liggen. Als het inderdaad Leyla blijkt te zijn, wil ze morgen naar Leyla toe in het ziekenhuis. Dan moet ze wel uitgerust zijn. Ze wil niet doodmoe in het ziekenhuis aankomen. Fay draait zich om, en valt bijna van de bank af. Chagrijnig pakt ze haar deken op, die op de grond is gegleden. Ze sluit haar ogen weer. Beelden van Leyla schieten door haar hoofd. Het ene beeld laat Leyla vastgebonden aan een stoel zien, met tape over haar mond. Het andere beeld laat Leyla liggend op de grond zien, in een donkere, vochtige kelder, schreeuwend om hulp die niet komt omdat niemand haar hoort. Fay ziet in gedachte en man die Leyla slaat en tegen haar schreeuwt. Ze ziet Leyla op een brancard liggen, eindelijk gered door de politie. Haar hoofd is bebloed, en ze is buiten bewustzijn. Fay opent snel haar ogen. Ze wil die beelden niet zien. Ze wil er niet aan denken hoe erg het kan zijn geweest om opgesloten te zitten in dat huis. Ze sluit haar ogen weer, en probeert zich een veld met tulpen in te beelden. Het lukt. Dit is een stuk beter dan al die ene beelden over Leyla. Eindelijk valt Fay in slaap.
♥
‘s Morgens schrikt Fay wakker van haar wekker, die ze mee naar beneden had genomen. Ze komt overeind en zet de tv aan. Het journaal is nog niet begonnen, maar ze wil niet te laat zijn. Ze kijkt naar de klok. Het duurt nog 5 minuten voor het nieuws begint. Fay kruipt terug onder haar deken. Het is behoorlijk fris in de woonkamer. Ze hoort voetstappen op de trap. Haar moeder opent de deur van de woonkamer en kijkt om het hoekje. Zodra ze Fay ziet zitten komt ze binnen.
“Ik wil ook graag weten of het Leyla is,” zegt ze voorzichtig.
Fay glimlacht flauw. Haar moeder gaat naast haar op de bank zitten. Fay legt haar hoofd tegen haar moeder aan. Het voelt zo troostend. Zo vertrouwd. Ze staart naar de tv. Dan begint eindelijk het journaal.
“Goedemorgen,” zegt de nieuwslezer. “Gisterenmiddag heeft de politie van Rotterdam een inval gedaan in een oud huis aan de rand van de stad. Volgens een anonieme tip zou daar iemand gevangen hebben gezeten. Een woordvoerder van de politie heeft zojuist bevestigd dat het slachtoffer, dat met ernstige verwondingen naar het ziekenhuis werd vervoerd, de vermiste Leyla de Waard is.”
Fay kijkt met open mond naar de tv en voelt tranen in haar ogen prikken.
“De 16-jarige Leyla verdween vandaag precies twee weken geleden toen ze ‘s avonds onderweg was naar een vriendin. Grote zoekacties leverden niets op. Gisterenmiddag trof de politie haar aan in het pand. Van de ontvoerder is geen spoor te bekennen. Het is nog onbekend wat zich de afgelopen twee weken precies heeft afgespeeld in het huis.”
Fay springt overeind.
“Wat ga je doen?” vraagt haar moeder.
“Naar Casper”, zegt Fay.
Ze rent de trap op, en komt nog geen vijf minuten later terug met haar kleding aan. Ze rent naar buiten, en rent zonder de deur achter zich dicht te doen richting het huis van Casper.
Hijgend komt ze voor de deur tot stilstand. Ze belt aan. De vader van Casper opent de deur.
“Casper is boven”, zegt hij.
“Dank u”, zegt Fay, en ze rent langs hem naar binnen, de trap op, naar de slaapkamer van Casper.
Even blijft ze stilstaan. Het is nog geen half negen. Misschien slaapt Casper nog. Ze klopt op de deur.
“Wie?” vraagt Caspers stem.
“Ik,” zegt Fay. “Fay!”
Casper opent de deur.
“Leyla!” roept Fay, voordat Casper iets heeft kunnen zeggen.
“Ik heb het gehoord,” zegt Casper.
Hij wenkt Fay. Fay volgt hem zijn slaapkamer in, en ziet dat hij zijn tv aan heeft staan op het kanaal waar zojuist het journaal is geweest.
“We moeten naar het ziekenhuis,” zegt Fay.
“Ik trek even een vest aan”, zegt Casper. “En dan gaan we.”
Fay kijkt toe hoe Casper een vest over zijn pyjama aantrekt. Dan loopt hij zijn kamer uit en trekt Fay mee.
“Ga je in je joggingbroek?” vraagt Fay verbaasd.
“Ja, waarom niet?” antwoordt Casper.
Fay glimlacht flauw. Ze volgt Casper naar buiten. Zodra ze buiten zijn beginnen ze te rennen.
“Moeten we Robert en Lucas niet halen?” vraagt Casper.
“Nee”, antwoordt Fay. “We gaan samen. Anders wordt het te druk en worden we straks niet binnengelaten buiten de bezoektijden.”
“Het bezoekuur begint om 9 uur”, zegt Casper.
“Op de algemene zaal wel”, zegt Fay. “Maar ik vrees dat Leyla daar niet ligt.”
“We zien het wel, ” zegt Casper.
Fay stopt met rennen. Ze heeft steken in haar zij en haar keel voelt droog aan.
“Daarom wil ik liever met z’n tweeën”, zegt Fay. “Dan hebben we meer kans dat we binnen worden gelaten.”
“Waarom ging je dan niet alleen?” vraagt Casper.
“Dat durf ik niet”, antwoordt Fay. “Wie weet hoe erg Leyla er aan toe is?”
Casper knikt, en Fay bijt op haar lip. Zo snel mogelijk lopen ze naar het ziekenhuis. Het is nog best een eind lopen, maar geen van beiden hebben ze geld om met de tram of bus te gaan. In de verte ziet Fay het ziekenhuis. Eén van de vele ziekenhuizen in Rotterdam, maar het is de dichtstbijzijnde. Ze gaat het daar binnen gewoon vragen.
Hoe dichterbij ze komen, hoe sneller Fay en Casper lopen. Het laatste stuk rennen ze. Binnen rent Fay op de balie af.
“Ik ben op zoek naar Leyla de Waard”, zegt ze hijgend. “Ligt ze hier?”
“Ik zal voor je kijken”, zegt de vrouw achter de balie.
Fay kijkt hoe de vrouw wat op haar computer intikt.
“6e verdieping, zaal 15”, zegt de vrouw dan. “Maar alleen familie mag haar bezoeken. Zijn jullie familie?”
“Nee”, zegt Fay. “Ik ben haar beste vriendin.”
Ze grijpt Casper en rent op de lift af. Haastend en trillend drukt ze op het knopje met het cijfertje 6. Voordat de deur dicht gaat kijkt ze nog even snel naar de balie. De vrouw staat te bellen. Fay hoopt dat ze niet iemand belt die hen bij de kamer van Leyla kan tegenhouden. De deuren gaan dicht, en de lift komt in beweging.
Het lijkt een eeuwigheid te duren voor ze de 6e verdieping bereikt hebben. Zodra de deuren open gaan trekt Fay Casper de lift uit en rent de gang over. Bij zaal 15 blijft ze stil staan. Op de deur hangt een bordje met Intensive care. Fay slikt. Moet ze dit echt wel doen? Ze besluit het te doen. voorzichtig opent ze de deur. De kamer is donker.
“Ik blijf wel buiten”, zegt Casper.
“Waarom?” vraagt Fay.
“Je moet alleen gaan”, antwoordt Casper. “Ze is jouw beste vriendin. Jij heb volgehouden dat Leyla nog leefde. Jij had er als enige nog vertrouwen in. Jij heb het recht haar als eerste te zien.”
Fay slikt. Dan draait ze zich om en gaat de kamer binnen. Zachtjes sluit ze de deur achter zich. Ze kijkt de zaal rond. In het donker kan ze een aantal lege bedden onderscheiden. Voorzichtig loopt ze langs de bedden. In één van de achterste bedden ziet ze iemand liggen. Langzaam loopt Fay op het bed af. Dan ziet ze Leyla liggen. Fay komt langzaam dichterbij. Het is echt Leyla! Leyla ligt hier echt! Ze leeft nog! Fay voelt haar hart een sprongetje maken. Voorzichtig pakt ze Leyla”s hand. Een tinteling gaat door haar heen.
“Leyla?” zegt Fay zacht. “Hoor je me?”
Ze voelt tranen van geluk over haar wangen lopen. Leyla is gevonden! Fay kijkt naar Leyla. Ze ligt doodstil in het bed. Op haar hoofd zit een grote pleister, en Fay ziet ook allemaal krassen op Leyla’s gezicht. Ook Leyla’s hand zit vol krassen en schrammen.
“Leyla?”
Fay’s stem klinkt bibberig. Meer tranen vinden een weg over haar wangen. Ze is zo blij Leyla te zien, en haar aan te kunnen raken. Voorzichtig aait ze door Leyla’s haren. Plotseling voelt Fay een hand op haar schouder. Ze schrikt, draait zich om, en kijkt recht in het gezicht van een jonge zuster.
“Je mag hier helemaal niet zijn”, zegt de zuster zacht. “Wat doe je hier?”
Fay wil antwoord geven, maar zodra ze haar mond opent komen de snikken eruit. De zuster helpt Fay op een stoel en wacht geduldig tot Fay weer wat tot rust is gekomen.
Fay kijkt de zuster aan.
“Twee weken ben ik haar kwijt geweest”, zegt ze bibberend. “En nu is ze terug, en ik moest haar zien.”
“Ik begrijp het”, antwoordt de zuster. “Volgens de jongen op de gang ben je haar beste vriendin.”
Fay knikt.
“Al sinds we vier jaar waren.”
“Ze ligt in coma”, zegt de zuster. “Voorlopig zal ze nog niet wakker worden, maar je mag af en toe wel bij haar op bezoek komen. Maar hoogstens twee personen tegelijkertijd, en haar familie gaat voor. Dat snap je wel, hoop ik?”
Fay knikt weer.
“Haar familie mag haar bezoeken van twee uur ‘s middags tot zeven uur ‘s avonds. Je bent dan altijd welkom. Zolang er niet meer dan twee personen tegelijk binnen zijn is het altijd goed als je langskomt. Dat geldt ook voor andere goede vrienden en vriendinnen van haar.”
Fay knikt weer. Ze weet niet wat ze moet zeggen. Ze voelt een enorme brok in haar keel. Ze kijkt naar Leyla. Het ziet er zo eng en raar uit. Haar beste vriendin, waar ze altijd zoveel lol mee had, ligt in een coma in een ziekenhuisbed, gewond.
“Wordt ze ooit wakker?” vraagt Fay.
“Dat kan ik nog niet met zekerheid zeggen,” antwoordt de zuster. “Ze is er heel slecht aan toe.”
Fay veegt een traan uit haar ooghoek en slikt even, om een nieuwe huilbui te voorkomen. Ze heeft Leyla terug. Maar voor hoelang? Misschien wordt ze nooit meer wakker, en verliest Fay haar alsnog.
“Je kunt nu beter gaan,” zegt de zuster. “Vanmiddag is het wat lichter in de kamer, en kunnen we je hopelijk wat meer vertellen.”
Fay volgt de zuster de kamer uit. Op de gang valt ze huilend tegen Casper aan.
“Je bent altijd welkom”, zegt de zuster, terwijl ze haar hand op Fay”s hoofd legt. “Jullie allebei.”
Dan loopt ze weg. Fay voelt hoe Caspers vest nat wordt van haar tranen. Een beetje ongemakkelijk probeert Casper haar te troosten.
“Kom mee”, zegt hij, als Fay een beetje gekalmeerd is. “We moeten naar de anderen.”
Hij pakt Fay”s hand vast en loodst haar mee naar de lift.
♥
“Ik snap er niets van”, zegt Robert.
Robert, Casper, Lucas en Fay zitten bij Suzannes tante en oom thuis in de logeerkamer waar Suzanne nu tijdelijk slaapt. Casper en Fay hebben zojuist verteld over Leyla. Lucas en Suzanne hadden het al op het nieuws gehoord, maar Robert wist nog van niets.
“Hoe kan Leyla nog leven?” vraagt hij verbaasd. “We hebben haar geest gezien. Ik heb haar aangeraakt.”
“Robert”, begint Fay. “Er klopt iets niet aan die geest. Ik voelde al die tijd al dat er iets niet klopte, omdat ik nog steeds het gevoel had dat Leyla nog leefde. En het karakter van die geest was anders dan Leyla’s echte karakter. Leyla zou ons nooit een week lang voor niets in onzekerheid laten zitten.”
“Daar heb je gelijk in”, zegt Lucas. “Maar dan snap ik niet wat dat dan voor iets was, die geest. Als het geen echte geest was, wat was het dan wel?”
“Ik heb geen idee”, zegt Fay. “Daar moeten we achter zien te komen.”
“En Leyla?” vraagt Suzanne. “Hoe erg is het?”
“Ze…” Fay stopt even en kijkt de rest aan. “Ze weten niet zeker of ze ooit wakker wordt.”
“Wat voor verwondingen heeft ze?” vraagt Robert.
“Dat hoor ik waarschijnlijk vanmiddag”, antwoordt Fay. “Dan ga ik samen met haar ouders naar haar toe. Waarschijnlijk hoor ik dan wat er aan de hand is en hoe groot de kans is dat ze wakker wordt.”
“Ik vind het echt vreselijk”, zegt Suzanne. “Als ik bedenk waar ze doorheen moet zijn gegaan de afgelopen twee weken…”
“Je moet niet teveel denken, Suus”, zegt Robert. “Je heb nog steeds een hersenschudding.”
“Weet ik”, zegt Suzanne.
Ze trekt de dekens recht waar ze onder ligt.
“Maar ik kan het niet helpen dat ik toch steeds aan Leyla denk.”
“Je bent niet de enige die geschrokken is”, zegt Casper. “Als ik me probeer voor te stellen dat een of andere enge vent onze Leyla iets heeft aangedaan, wordt ik gek.”
“Ik wordt misselijk als ik eraan denk dat Leyla door een vreemde man is aangeraakt en waarschijnlijk zelfs heel erg is mishandeld,” zegt Suzanne.
“Ik ook,” zegt Fay. “Ze moeten de dader vinden. Hij verdient levenslange opsluiting.”
“Maar hij is nergens te bekennen.”
Lucas kijkt Fay aan.
“Hoe moeten ze hem ooit vinden?”
“De politie weet overal wel iets op,” antwoordt Robert. “Ze vinden hem wel.”
“En dan krijgt hij zijn verdiende loon,” voegt Casper eraan toe.
Fay staart uit het raam. Ze staat op en begint een rondje door de kamer te lopen.
“Fay, wat doe je?” vraagt Suzanne.
“Ik bedenk me niet iets”, zegt Fay. “Toen Leyla nog maar net verdwenen was liep ik ’s avonds laat over straat om haar te vinden, en toen kwam er een man in een auto de hoek om gescheurd. Hij stopte vlak voor me, en vroeg of ik het politiebureau wist te vinden. Ik wees hem de weg, en toen reed hij weg, een hele andere kant op. Op dat moment snapte ik het niet, maar nu denk ik dat hij misschien het politiebureau probeerde te ontwijken. Waarom zou iemand er anders naar vragen en vervolgens de andere kant op rijden?”
“Dus jij denkt dat hij…” begint Robert.
“De man is die Leyla gevangen heeft gehouden?” maakt Casper zijn zin af.
“Dat weet ik niet zeker”, zegt Fay. “Maar het is in ieder geval zeker dat die man iets gedaan had wat niet in de haak was. Anders zou hij niet het politiebureau ontwijken.”
“Je moet het aan de politie gaan vertellen,” zegt Casper.
“Ga ik doen,” zegt Fay.
“Ik ga met je mee!”
Casper staat op. Fay knikt. Ze zeggen de anderen gedag en lopen de kamer uit.
♥
“De politie van Rotterdam heeft vanmiddag een man aangehouden in verband met de ontvoering van de 16-jarige Leyla de Waard. De politie kreeg de tip van één van Leyla’s vriendinnen, die zich een man herinnerde die zich vreemd tegen haar gedroeg. Ze wist een deel van het kenteken en de soort auto te beschrijven. Ook wist zij een korte beschrijving van de man te geven. Op basis daarvan heeft de politie een aanhouding verricht. Leyla ligt nog altijd in coma in het ziekenhuis. Haar toestand is nog altijd kritiek.”
Fay hangt tegen Suzanne aan op Suzannes bed. Nu het nieuws over Leyla voorbij is zet Suzanne de tv uit. Vannacht slaapt Fay bij Suzanne. Op de grond is een luchtbed neergelegd, waar Fay vannacht op zal slapen. Het is nu drie dagen geleden dat Leyla werd gevonden, en Fay en Suzanne proberen te bedenken waar die geest vandaan kwam. Die geest die zich voor deed als Leyla. Ze had gezegd te komen zodra ze haar zouden roepen. Suzanne heeft Fay verteld dat ze tijdens de brand in haar huis om Leyla’s geest riep. Ze wilde hulp, en die kwam doordat plotseling het raam open waaide. Aan het begin van de avond, zodra het donker was, hebben Fay en Suzanne de geest geprobeerd te roepen, maar er gebeurde niets. Er kwam helemaal niemand. De geest, als het wel echt een geest was, lijkt plotseling te zijn verdwenen. Fay snapt er niets van. Ze is zo blij dat Leyla terug is, maar zo bang voor die nepgeest. Wat wil hij? Of zij? En wat is er met Leyla gebeurd?
♥
“Leyla?”
Fay fluistert zacht Leyla’s naam en aait door haar haren. Leyla ligt hier nu al een week, en nog steeds is haar toestand niets verbeterd. Ze is ernstig gewond. De politie onderzoekt nog steeds wat zich precies in het huis heeft afgespeeld. De man die werd aangehouden, Harold van T., heeft inmiddels bekend Leyla te hebben ontvoerd. Ook heeft hij gezegd haar al vanaf de eerste dag, vrijdagavond, in het huis gevangen te hebben gehouden. Het was geen gijzeling. Hij wilde er niets mee. Hij aasde niet op geld, niet op iets anders. Hij deed het gewoon ‘voor de lol’, zo zei hij zelf. Hij weigert echter te vertellen wat hij met Leyla heeft gedaan. Leyla heeft ernstige hoofdwonden opgelopen en heeft diepe snijwonden in haar armen, benen, buik en rug. Fay kan het niet geloven. Ze kan niet geloven dat er iemand is geweest die voor de lol zoiets met haar beste vriendin heeft gedaan. Ze is kwaad. Ze wil wraak. Maar hoe? Ze weet dat het beter is om het werk aan de politie over te laten, maar toch wil ze iets doen. Ze kan hier niet aan een stuk door naast Leyla’s bed blijven zitten, hopend dat Leyla ooit nog wakker wordt. Elke keer als ze naar Leyla kijkt, en elke keer als ze thuis aan Leyla denkt, begint ze te huilen. Het is allemaal zo onverklaarbaar, en zo onbegrijpelijk. Met tranen in haar ogen kijkt ze naar Leyla.
“Kon je me maar horen”, fluistert Fay. “Kon ik maar met je praten.”
Soms zit ze uren zo tegen Leyla te praten. Ze vind het fijn om hier helemaal alleen te kunnen zijn. Het ziekenhuis personeel heeft voor haar een uitzondering gemaakt. Ze begrepen dat Fay liever alleen bij Leyla is, zonder anderen erbij. Nu mag Fay ook buiten de bezoektijden langskomen, zolang ze zich van te voren meldt aan de balie. Vaak staat ze ‘s morgens wat vroeger op, zodat ze voor school nog even bij Leyla langs kan gaan. Ze wil er bij zijn als Leyla wakker wordt, en om de kans daarop te vergroten gaat ze zo vaak mogelijk naar Leyla toe.
Op school is er veel over Leyla gepraat. Iedereen is opgelucht dat Leyla bevrijd is uit het huis, maar ook maken ze zich zorgen om haar. Ze is er zo slecht aan toe, dat zelfs als ze wakker wordt de kans dat ze ooit volledig zal herstellen niet groot zal zijn. Zelfs als ze lichamelijk volledig zal herstellen zal ze geestelijk nog zeker een aantal jaren nodig hebben om weer volledig tot zichzelf te komen. Niemand weet wat zich in het huis heeft afgespeeld, maar te zien aan Leyla”s verwondingen moet het vreselijk zijn geweest. Ze zal er zeker een trauma aan overhouden, en heel lang nodig hebben om dat te verwerken. Fay legt haar hoofd naast Leyla op het bed neer en slaat haar arm om Leyla heen. Zo kan ze uren blijven liggen. Gisteren was ze zelfs zo in slaap gevallen. Ze schrok toen pas wakker toen een zuster, die bij Leyla kwam kijken, per ongeluk een map liet vallen. Even dacht Fay dat ze gisteren Leyla’s vingers zag bewegen, maar waarschijnlijk heeft ze zich vergist. Er is nog helemaal niets verbeterd, en zeker de komende week zal dat ook niet gaan gebeuren, zeggen de dokters.
Fay slikt een aantal snikken in. Eerst Suzanne in het ziekenhuis, en nu Leyla. Zodra Leyla hier weg is neemt Fay zich voor nooit meer in het ziekenhuis te komen. In ieder geval zeker niet meer in deze. Een flauwe zonnestraal schijnt door het halfopenstaande gordijn naar binnen. De zon gaat onder. Fay staat op en loopt naar het raam. Het is een prachtig gezicht om van deze hoogte de zon te zien ondergaan. Ze kijkt over alle andere gebouwen heen. Fay leunt met haar hoofd tegen het koele glas van het raam. De lucht is oranje, en de stapelwolken in de verte roze. Een zwerm vogels vliegt langs het raam. Als Fay naar beneden kijkt ziet ze auto’s als een kolonie mieren over de weg gaan. Ze wil niet meer naar beneden. Ze wil niet meer weg uit dit ziekenhuis. Niet zolang Leyla hier nog is. Het liefst blijft ze 24 uur per dag bij Leyla, maar dat is onmogelijk.
“Fay?”
Een zwak, krakend stemmetje roept Fay’”s naam. Fay draait zich met een ruk om en kijkt naar Leyla’s bed. Leyla ligt doodstil onder haar laken. Ze beweegt niet, en haar ogen zijn nog steeds dicht. Toch zweert Fay dat ze net Leyla’s stem haar naam hoorde zeggen. Ze loopt naar het bed van Leyla toe en knielt naast haar op de grond. Voorzichtig pakt ze Leyla’s hand.
“Leyla?” fluistert ze. “Hoor je me?”
Leyla blijft nog steeds doodstil liggen. Fay begint te twijfelen of ze het zich niet heeft ingebeeld dat ze Leyla’s stem hoorde.
“Leyla, probeer eens in mijn hand te knijpen als je me hoort,” probeert ze.
Even gebeurt er niets, maar dan voelt Fay heel zachtjes Leyla’s vingers zich om haar hand sluiten.
“Leyla!”
Er verschijnt een glimlach op Fay’s gezicht. Ze maakt haar hand voorzichtig los uit Leyla’s greep en loopt naar het raam. Ze sluit de gordijnen volledig, zodat de oranje streep zonlicht niet meer de kamer in schijnt. Het is een stuk donkerder, en Fay loopt terug naar Leyla’s bed. Daar gaat ze weer op de grond zitten en pakt Leyla’s hand. Deze keer voelt ze hoe Leyla haar meteen vastpakt. Fay aait met haar andere hand door Leyla’s haar. Ze voelt zich zo gelukkig. Wat bedoelden de dokters met ‘het gaat de komende week zeker nog niet gebeuren’? Bedoelden ze dat Leyla de komende week zeker nog niet wakker zou worden? Maar ze heeft nu contact met Leyla! Leyla fluisterde haar naam, en nu pakt ze haar hand!
“Leyla”, fluistert ze. “Probeer je ogen eens te openen.”
Hoopvol kijkt Fay naar Leyla. Ze ziet Leyla’s oogleden bewegen, maar haar ogen gaan niet open. De grip van Leyla op Fay’s hand vermindert. Nog even blijft Fay hoopvol naar Leyla kijken, maar dan beseft ze dat ze het contact waarschijnlijk verloren is. Op dat moment komt er een zuster binnen.
“Hoe gaat het hier?” vraagt ze.
“Ik had contact”, antwoordt Fay zonder haar ogen van Leyla af te houden.
“Met Leyla?” vraagt de zuster.
Fay knikt.
“Ze fluisterde mijn naam, en ze pakte mijn hand vast.”
De zuster loopt naar de schermen achter Leyla en kijkt.
“Ze slaapt,” zegt ze dan. “Het lijkt beter te gaan.”
Fay voelt haar hart een sprong maken van opluchting. Het gaat goed komen met Leyla, ze weet het zeker! Ze weet zeker dat alles nu snel beter zal gaan!
♥
Fay opent de deur van de ziekenhuiszaal. Leyla ligt in een bed vlakbij de deur. Het is bezoekuur, en meerdere mensen zijn langs gekomen om bij hun familieleden en vrienden die bij Leyla op de zaal liggen op bezoek te gaan. Fay loopt naar Leyla”s bed toe. Leyla ligt plat op haar rug en staart naar het plafond. Als Fay aan komt lopen kijkt ze even naar Fay en tovert ze een flauwe glimlach tevoorschijn. Fay glimlacht terug. De afgelopen week is zo snel gegaan. Vorige week, toen Fay bij Leyla zat, kwam Leyla uit haar coma. Sinds dat moment is alles heel snel beter gegaan. Leyla is elke dag langer wakker, en krijgt het nu ook voor elkaar soms iets te zeggen. Eergisteren is ze naar een gewone zaal verplaatst. Fay gaat op de rand van Leyla’s bed zitten. Ze kijkt in Leyla’s bruine ogen. De glans in haar ogen is verdwenen. Haar ogen zijn nu dof en Fay voelt tranen in haar eigen ogen als ze naar Leyla kijkt. Leyla straalt zoveel verdriet en angst uit. Fay had gelijk. Leyla houdt echt een heel groot trauma over aan de gebeurtenissen. Gisteren heeft de politie geprobeerd met Leyla te praten. Na heel veel moeite heeft Leyla verteld wat er gebeurd is. In grote lijnen. Het lukt haar nog niet om de kleinere details te vertellen. Leyla vertelde dat de man haar opsloot in een donker kamertje, waar ze eens in de dag, ‘s morgens, een droge boterham en een glas water kreeg. De rest van de dag had ze niets, en zat ze in het donker. Iedere avond kwam de man met een mes langs en stak haar een keer. Twee weken lang heeft Leyla in dat donkere kamertje opgesloten gezeten, met elke avond een messteek, en als ze schreeuwde of huilde kreeg ze een extra messteek en werd ze geslagen. En die man, Harold van T., deed dat allemaal voor de lol. Gewoon voor de lol. Omdat hij dat leuk vond.
Als het bezoekuur is afgelopen staan Leyla’s ouders op. Fay blijft nog even, zoals gewoonlijk. Ze wil nog even alleen met Leyla zijn, zodat ze nog even kunnen praten. Leyla is stil zolang er anderen bij zijn, maar als Fay alleen bij haar is vertelt Leyla meer. Fay wacht tot al het bezoek uit de zaal weg is. Ze pakt een stoel en gaat naast Leyla’s bed zitten. Het blijft doodstil. Een gesprek beginnen is zo moeilijk. Leyla staart nog steeds strak naar het plafond.
“Leyla?” vraagt Fay.
Leyla draait haar hoofd naar Fay.
“Ja?” antwoordt ze fluisterend.
“Gaat het al iets beter?”
Leyla schudt haar hoofd. Fay ziet een traan in Leyla’s ooghoek blinken. Ze ziet hoe Leyla snel met haar ogen knippert.
“Ik ben zo bang, Fay,” fluistert Leyla.
“Je hoeft niet bang te zijn”, fluistert Fay terug. “Het was verschrikkelijk om jou twee weken kwijt te zijn, en ik ben niet van plan dat nog een keer te laten gebeuren.”
“Bescherm me,” zegt Leyla zwakjes.
“Ik bescherm je,” antwoordt Fay. “Je bent mij meer waard dan alles, Leyla. Ik laat jou nooit meer iets overkomen.”
Een flauwe glimlach verschijnt op Leyla’s gezicht.
“Beloof je het?” vraagt ze.
“Ik beloof het,” antwoordt Fay, en ze buigt voorover om Leyla een knuffel te geven. “Je kunt me vertrouwen.”
♥
Fay zit bij Casper thuis achter de computer.
“Hoe wil je dat we dat op internet gaan vinden?” vraagt ze aan Casper.
Casper haalt zijn schouders op.
“Probeer maar gewoon iets,” zegt hij.
“Ik probeer nepgeest,” zegt Fay.
Casper knikt, en Fay tikt het in bij de zoekmachine. Ze speurt door de resultaten, maar ziet niets wat haar verder kan helpen.
“Niets,” zegt ze.
“Probeer eens verdwenen personen, spook,” zegt Casper.
Fay doet wat Casper zegt, maar ook dat levert niets op.
“Ik denk niet dat het op internet staat,” zegt Fay. “Ik heb nog nooit iets gehoord over een geest die zich voordoet als een verdwenen persoon.”
“Het is duidelijk dat die geest wist dat Leyla verdwenen was, en iedereen de hoop haar levend terug te vinden had opgegeven,” zegt Casper. “Hij wist dat hij ons zo kon laten geloven dat hij Leyla was.”
“En nu Leyla terug is, verdwijnt hij,” voegt Fay eraan toe.
“Precies.”
Casper knikt.
“Maar hoe verklaar je het verhaal van Suzanne dan?” vraagt Fay. “Zij vroeg Leyla om hulp, en toen sprong plotseling het raam open waardoor ze kon ontsnappen aan de brand.”
“Misschien is het gewoon toeval,” zegt Casper.
“Een raam wat ineens uit het niets open springt?” vraagt Fay verbaasd.
“Ja waarom niet?”
Casper haalt zijn schouders op.
“Als schimmen zich kunnen voordoen als verdwenen personen, waarom kan een raam dan niet uit zichzelf open gaan?”
“Doe even serieus,” zegt Fay geïrriteerd.
“Dat was serieus,” mompelt Casper. “Hoe dan ook, er is hier iets heel vreemds aan de hand.”
“Je meent het?” zegt Fay sarcastisch.
“Jemig, Fay, doe niet zo chagrijnig!” zegt Casper hard.
Fay schrikt.
“Sorry,” fluistert ze.
“Misschien heeft Suzanne het zich ingebeeld dat het raam vanzelf open sprong,” zegt Casper, nu iets rustiger. “Net zoals ze zich die kamelen en de woestijn in haar slaapkamer heeft ingebeeld. Misschien was het raam al open, of stond het op een kier en is het door de wind verder open gewaaid.”
Fay knikt. Ze wil zo graag weten wie of wat zich voor heeft gedaan als Leyla en wat dat iets dan wilde, maar ze weet niet waar ze moet beginnen met zoeken. Ze weet niet waarnaar ze moet zoeken. Casper buigt zich over Fay heen en typt iets in bij de zoekmachine. Fay kijkt mee. Zwarte mist, schim, spook, heeft Casper getypt.
“Zwarte mist?” vraagt Fay.
Casper knikt.
“Die avond dat we de nepgeest van Leyla ontmoetten, weet je dat nog?”
“Ja,” antwoordt Fay.
“Toen Leyla verdween, vervaagde in het niets, zag ik daarna van de plek waar ze stond een zwarte mist wegzweven,” vertelt Casper. “Ik dacht altijd dat ik het me verbeeld had, maar nu ik terugdenk zou het misschien een aanwijzing kunnen zijn.”
“Nu je het zegt…” begint Fay langzaam. “Suzanne vertelde een kleine zwarte rookwolk te hebben gezien, buiten voor haar raam, vlak nadat het raam openvloog. Maar kan dat niet diezelfde mist zijn geweest als waar jij het over heb?”
“Misschien wel,” zegt Casper. “Dan is het toch de nepgeest geweest die Suzanne gered heeft. Maar waarom heeft hij Suzanne dan gered?”
“Geen idee,” antwoordt Fay. “Misschien wilde hij ons vertrouwen winnen.”
Casper klikt op enter. Hij en Fay lezen snel door de resultaten. Dan klikt Casper een site aan. Paranormale hulpsite, staat er boven aan de site. Daaronder staat een vraag en een antwoord.
“Ik zag een zwarte schim in mijn slaapkamer, wat was dat?” leest Casper voor.
Fay kijkt naar het antwoord, en Casper begint het voor te lezen.
“Wat je waarschijnlijk gezien heb, is een schepsel genaamd De Nacht. De Nacht neemt de gedaante aan van iemand die een week of langer vermist is. De Nacht doet geen kwaad. Hij is uit op contact met mensen, en zoekt het door familieleden van vermiste en omgekomen mensen troost te geven door zich voor te doen als de geest van die mensen. Wat jij heb gezien, is de oorspronkelijke vorm van De Nacht. Zodra de familieleden of vrienden van een dode hebben ontdekt dat De Nacht niet echt de geest van hun overleden dierbare is, neemt De Nacht zijn oorspronkelijke vorm, een zwarte mist, weer aan en verdwijnt, op zoek naar een nieuw persoon. Hetzelfde geldt voor een vermist persoon die is teruggevonden.”
“Dat is het!” gilt Fay.
“Dat is het,” zegt Casper.
“Het wilde geen kwaad,” zegt Fay. “Daarom hielp het Suzanne. En nu Leyla gevonden is, is het verdwenen.”
“En dat verklaart meteen waarom het zei alleen in het donker buiten te kunnen komen. In het daglicht zou de zwarte mist teveel opvallen,” zegt Casper.
Fay glimlacht. Ze is blij dat ze eindelijk hebben gevonden wat de nepgeest was, en wat hij wilde. Ze is opgelucht. Het wilde geen kwaad doen, alleen maar contact. ♥
Fay rent de zaal waar Leyla ligt binnen. Ze is expres wat vroeg gekomen. Het bezoekuur begint pas over een kwartier, maar ze wil graag nog even alleen met Leyla praten. En ze wil niet wachten tot het bezoekuur voorbij is. Ze wil het nu zeggen. Ze rent naar Leyla’s bed. Zoals gewoonlijk ligt Leyla naar het plafond te staren, maar ze kijkt om als ze voetstappen hoort. Zodra ze Fay ziet glimlacht ze. Iedere keer als Fay Leyla ziet glimlachen krijgt ze een warm gevoel vanbinnen. Leyla sluit zich af voor iedereen, behalve voor haar. Een teken dat Leyla echt haar beste vriendin is, en dat maakt Fay gelukkig. Ze heeft zich de afgelopen weken niet voor niets zoveel zorgen gemaakt. En ze is niet voor niets de enige geweest die nog vertrouwen had dat Leyla levend teruggevonden zou worden. Dat Leyla zich openstelt tegenover haar, geeft haar het gevoel dat ze bedankt wordt voor alles wat ze heeft gedaan. Voor niet opgeven, terwijl de rest dat wel deed.
“Leyla, luister”, zegt Fay. “Casper en ik hadden jou verteld over die geest die zich voordeed als jou. Waardoor iedereen behalve ik dacht dat je niet meer leefde.”
Leyla knikt.
“Casper en ik hebben ontdekt wat het is geweest,” zegt Fay. “Een mist, genaamd De Nacht, die de vorm aan kan nemen van iemand die een week of langer dood of vermist is. Op die manier probeert De Nacht contact te zoeken met mensen. Het wilde geen kwaad doen. Het zocht alleen naar contact met ons. En nu jij gevonden bent, is De Nacht verdwenen.”
“Oké, zegt Leyla zwakjes.
Fay kan merken dat nog lang niet alles goed is met Leyla. Haar stem klinkt zwak, schor en bibberig, en haar gezicht is spierwit. Daarnaast is ze doodsbang en staart ze bijna de hele dag aan één stuk door naar het plafond. Fay pakt Leyla’s hand. Ze denkt terug aan de avond dat Leyla ontwaakte uit haar coma. Toen had Leyla plotseling Fay’s hand vastgepakt. Fay voelt een traan tevoorschijn komen. Na al die weken huilen vraagt ze zich af waar die ene traan nog vandaan kan komen. Zijn de tranen nog niet op? Ze wil niet meer huilen. Alles komt goed met Leyla. Ze is terecht, ligt veilig in het ziekenhuis, en er wordt goed voor haar gezorgd. Met Suzanne gaat alles steeds beter. Leyla’s ontvoerder is opgepakt en heeft bekend, en Suzanne en haar ouders hebben een nieuw huis. Waarom huilt ze dan nog?
“Fay?” fluistert Leyla.
Fay kijkt Leyla aan.
“Bedankt dat je er altijd ben”, zegt Leyla, terwijl ze Fay glimlachend aan kijkt.
Fay glimlacht terug, en geeft Leyla een knuffel.
♥
♥
♥
Fay wordt wakker van de felle zon die recht in haar gezicht schijnt. Slaperig kijkt ze omhoog. De zon schijnt dwars door het gordijn heen. Beneden slaat de klok zeven uur. Fay gaat weer liggen. Het is nog veel te vroeg om op te staan. Ze had haar wekker op half 10 gezet. Ze doet haar ogen dicht en probeert nog wat te slapen, maar de zon schijnt te fel in haar gezicht. Zuchtend komt ze overeind. In haar pyjama loopt ze naar beneden. Er is nog niemand in de woonkamer. Haar ouders liggen vast nog te slapen. Fay zet de tv aan en ziet nog net het weerbericht. Het wordt vandaag zonnig en gemiddeld 31 graden. Geweldig weer voor een eerste augustus dag. Fay kijkt naar de weerberichten voor Europa, om te zien wat voor weer het op haar vakantiebestemming is. Daar is het half bewolkt, en gemiddeld 35 graden. Perfect weer, denkt Fay. Ze doet de achterdeur open en gaat daarna languit op de bank liggen, met de frisse zomerwind die door de deur naar binnen waait in haar gezicht.
Fay zit op het strand, en kijkt naar twee kleine kinderen die een zandkasteel bouwen. De kinderen praten Duits. Waarschijnlijk zijn het toeristen. In de verte ziet ze Casper en Lucas aankomen, beiden met een netje in hun handen. Ze komen recht op Fay af.
“Kijk, Fay,” zegt Casper, en hij laat Fay het netje zien.
Fay kijkt in het ineens drie keer zo groot geworden netje. Een gigantische krab klimt uit het netje. Fay gilt. Een hand van achter haar duwt de megakrab terug in het net. Fay kijkt om, en ziet Leyla zitten. Ze heeft een zonnebril op, en in haar hand heeft ze een tijdschrift. Met haar andere hand houdt ze de gigantische krab tegen, zodat hij niet opnieuw uit het net kan klimmen.
“Casper, zet hem terug!” gilt Fay.
“Wees blij dat ik hem gevangen heb,” zegt Casper. “Straks ga je zwemmen, en kom je deze joekel tegen in de zee. Nu kun je hem niet meer tegenkomen, want hij zit in mijn netje.”
Fay schudt haar hoofd. Leyla pakt haar arm beet en trekt haar overeind.
“Kom, we gaan de zee in,” zegt ze.
Fay volgt Leyla naar de zee. Voorzichtig zet ze een voet in het water. Het water is lekker warm. Leyla rent recht de zee in. Fay wil achter Leyla aan rennen, maar dan verschijnt Casper ineens achter haar. Hij keert zijn netje om, en honderden megakrabben vallen in de zee. Fay geeft een gil en rent weg. Ze ziet hoe Leyla omkijkt en haar naam roept.
“Fay!”
Langzaam opent Fay haar ogen tegen het felle zonlicht. Ze kijkt recht in Leyla’s donkerbruine ogen. Even denkt ze na waar ze is, maar dan beseft ze zich dat ze op de bank in slaap moet zijn gevallen.
“Hoe laat is het?” vraagt ze slaperig.
“Negen uur,” antwoordt Leyla.
“Wat ben je vroeg,” zegt Fay, nog steeds half slapend.
Ze veegt in haar ogen.
“Ik was vroeg wakker door de zon,” zegt Leyla.
“Ik ook,” zegt Fay. “Maar ik vrees dat ik hier weer in slaap ben gevallen.”
“Geluksvogel.”
Leyla glimlacht naar Fay en helpt haar overeind.
“Dus, ben je klaar voor de grote reis?”
Fay knikt.
“Zeker weten”, zegt ze.
Ze staat op.
“Wacht hier, ik ben zo terug,” zegt ze tegen Leyla.
Ze loopt de trap op en gaat haar kamer binnen. Snel kleedt ze zich om. Dan pakt ze haar koffer. Ze heeft ontzettend veel zin in de vakantie. Afgelopen juni hebben ze alle zes te horen gekregen dat ze geslaagd zijn voor hun examen, en nu gaan zij, Leyla, Suzanne, Casper, Robert en Lucas op vakantie naar Portugal, zoals afgesproken. Het koste veel moeite om de reis voor elkaar te krijgen. Na het drama met Leyla van afgelopen maart zijn Leyla’s ouders verschrikkelijk bang geworden. Ze laten Leyla nergens meer alleen naartoe gaan. Zelfs als Leyla naar Fay wil, vijf minuten lopen van haar huis, gaat één van haar ouders mee om haar te brengen. Maar Leyla vind het niet erg. Ze is zelf ook nog steeds niet over het drama heen, zo vertelde ze Fay laatst. Ze vind het doodeng om alleen op straat te zijn, en daarom is ze dolbij dat haar ouders steeds met haar meelopen. Leyla alleen op vakantie laten gaan met haar vrienden en vriendinnen ging Leyla’s ouders eigenlijk iets te ver. Zo ver weg, in een vreemd land, waar er niemand is om op haar te passen. Pas nadat Fay, Suzanne, Casper, Lucas en Robert hadden gezworen 24 uur per dag op Leyla te passen en Leyla had beloofd nooit alleen ergens heen te gaan, gaven haar ouders toestemming. Fay voelt zich een beetje een babysitter, maar ze vind het wel leuk, en het is geweldig dat Leyla mee kan gaan. Zonder Leyla had ze niet willen gaan. Leyla en zij hadden al afgesproken om na hun examen zonder hun ouders op vakantie te gaan toen ze Casper, Robert en Lucas nog niet eens kenden, en met Suzanne nog helemaal niet goed bevriend waren. En nu komt die droom uit. Nu gaat het echt gebeuren. De afgelopen maanden hebben ze enorm veel op Leyla moeten passen. Als ze dat niet aan Leyla’s ouders hadden beloofd, hadden haar ouders hoogstwaarschijnlijk zelfs mee naar school gegaan. Fay glimlacht als ze aan Leyla denkt. De band tussen hen is sinds het drama alleen maar versterkt.
“Waar lach je om?” vraagt opeens Leyla’s stem.
Fay schrikt. Ze zat zo in gedachten, dat ze helemaal niet doorhad dat Leyla boven is gekomen en nu in haar deuropening staat.
“Ik stond te denken,” zegt Fay snel.
“Wil je dat ik help met sjouwen?” vraagt Leyla, terwijl ze naar Fay’s gigantische rode koffer kijkt.
“Graag,” lacht Fay. “Dat ding weegt een ton.”
Leyla tilt de koffer op, en laat hem bijna meteen lachend weer vallen.
“Je heb gelijk,” zucht ze. “Dat ding weegt een ton. Wat heb je bij je, je fitnessspullen?”
“Mooi niet,” antwoordt Fay. “Geen fitness voor mij in Portugal, maar twee weken lui op het strand in de zon liggen.”
“Dat dacht ik ook, ja,” zegt Leyla.
Ze probeert opnieuw Fay”s koffer op te tillen. Fay schiet te hulp, en tilt de andere kant van de koffer op. Zo gaat het beter, en samen sjouwen ze de koffer over de gang, en met moeite de trap af.
Als ze beneden zijn en de koffer naast Leyla’s koffer is gezet, loopt Fay naar de tuin. Ze ploft neer op een tuinstoel. Leyla ploft neer op de stoel naast Fay.
“Even voorbakken,” zegt Leyla, op een serieuze toon.
Fay schiet in de lach. Leyla kijkt naar Fay, en schiet dan ook in de lach. Leyla komt overeind en haalt het elastiekje uit haar haren. Haar lange, bruine haren golven over de stoel.
Fay kijkt naar Leyla. Ze zullen altijd beste vriendinnen blijven, wat er nog gaat gebeuren. Hoe vaak Leyla nog zal verdwijnen, Fay zal haar altijd terugvinden. Fay heeft beloofd Leyla met haar leven te beschermen, en daar zal ze zich aan houden.
Zelfs in Portugal.
♥